Het verband tussen de huur en de kwaliteit van de woningvoorraad bij woningcorporaties is veel minder sterk dan volgens het woningwaarderingsstelsel (WWS) is toegestaan. Woningcorporaties met luxere woningen geven meer korting ten opzichte van de maximaal toegestane huur dan corporaties met minder luxe woningen. Dit maakt het lastig om het huurbeleid van woningcorporaties te sturen via de maximale huren uit het WWS. Dat concluderen Arjan Lejour en Jan Möhlmann van het Centraal Planbureau (CPB) in de vandaag verschenen Policy Brief ‘Het huurbeleid van woningcorporaties’.
Meer kwaliteit voor weinig extra geld is niet doelmatig
Huurders bij woningcorporaties met luxere woningen betalen gemiddeld relatief weinig extra geld voor de hogere kwaliteit. Dit geldt ook wanneer alleen gekeken wordt naar het verband tussen de huur en de fysieke kenmerken van de woningvoorraad, zonder naar de waardering voor de locatie te kijken. Het beperkte verband tussen huur en kwaliteit leidt tot een grotere vraag naar luxere woningen die relatief goedkoop zijn, tot langere wachtlijsten bij woningcorporaties en daardoor tot minder doorstroming. Een betere aansluiting tussen huren en de kwaliteit van de woningvoorraad zou de doelmatigheid van de niet-commerciële huursector kunnen verbeteren.
Huursombenadering houdt verschillen in stand
In de onderzoeksperiode 2009-2015 is het verband tussen prijs en kwaliteit tussen woningcorporaties wel enigszins verbeterd. Woningcorporaties die aan het begin van deze periode hogere kortingen gaven, hebben hun huren namelijk sterker verhoogd dan duurdere woningcorporaties. De invoering van de huursombenadering heeft hier een einde aan gemaakt. Volgens deze benadering mogen woningcorporaties hun totale huursom met niet meer dan 1% plus inflatie laten stijgen. Dit beperkt de ruimte voor de goedkopere woningcorporaties om hun huren te verhogen, waardoor de huidige verschillen tussen woningcorporaties langer in stand blijven.