Breda laat zien dat het kan

| Door Odette Koldewey

Onder leiding van verantwoordelijk wethouder Paul de Beer voert Breda op dit moment een ambitieus plan uit om de gemeentelijke vastgoedportefeuille zo snel mogelijk te verduurzamen. Daarmee verwachten ze ruimschoots aan de criteria van het landelijk energieakkoord te kunnen voldoen.

Paul de Beer, wethouder Breda © Maarten Corbijn

We vallen direct met de deur in huis: driekwart van de gemeenten geeft in een onderzoek aan onvoldoende geld te hebben voor het realiseren van de doelstellingen van het landelijke energieakkoord…
‘Daar heb ik vanzelfsprekend ook kennis van genomen. Het sluit aan bij de resultaten van onze zoektocht bij diverse Nederlandse gemeenten naar een structurele, kopieerbare aanpak, waarop wij onze plannen hadden kunnen baseren. Die hebben we niet aangetroffen. Duurzaamheid heeft weliswaar momentum, maar er bleek nog steeds meer gecommuniceerd dan geconcretiseerd en gerealiseerd te worden.’

Voor welke aanpak hebben jullie gekozen?
‘Omdat er geen hanteerbaar model voorhanden was, hebben we het zelf ontwikkeld. Dat hebben we in vrij korte tijd kunnen doen. Het feit dat ik als wethouder niet alleen vastgoed en duurzaamheid maar ook financiën in mijn portefeuille heb, was daarbij zeker een voordeel. Je loopt dan niet de kans om in gemeentelijk overleg te verzanden. Daarnaast kon ik terugvallen op onze eigen, relatief grote gemeentelijke vastgoedorganisatie waar veel kennis is geborgd. We hebben gekozen voor een aanpak die gericht is op het verminderen van de CO2-uitstoot. Het voordeel van deze keuze is dat we ons bij de uitvoering eenduidig op energiebesparing kunnen focussen en dat we de resultaten op basis van het energielabel relatief eenvoudig kunnen meten. Het betekent overigens niet dat we andere relevante milieufactoren buiten beschouwing laten. Die komen bij de uitvoering aan de orde. Tijdens de aanbestedingsfase vragen we de deelnemende marktpartijen steeds nadrukkelijk naar de bijdragen die ze nog meer kunnen leveren, onder andere op het gebied van mobiliteit, afvalscheiding en social return. Het spreekt vanzelf dat we deze bijdragen in onze besluitvorming meenemen.’

Hoeveel gebouwen zitten er in jullie portefeuille?
‘Onze gemeentelijke vastgoedportefeuille bestaat in totaal uit 100 gebouwen, inclusief enkele monumentale gebouwen waarvan we vooraf al weten dat de investeringen daarin niet rendabel zullen blijken te zijn. Dat geldt onder meer voor de Grote Kerk. Om de kerktoren aan te lichten maken we inmiddels wel gebruik van LED-verlichting. Dat levert een energiebesparing op van maar liefst 60%. Wij rekenen 75 gebouwen tot kernbezit. Die gebouwen gaan wij verduurzamen en dat zal gefaseerd worden uitgevoerd. Onlangs is de tweede fase door de gemeenteraad goedgekeurd. Daarmee zitten we op 69 gebouwen waarvoor groen licht gegeven is.’

Welke doelen hebben jullie gesteld?
‘Ingevolge het energieakkoord moeten we in 2020 twee stappen op het energielabel omhoog hebben gezet en in 2030 moeten we gemiddeld label A hebben bereikt. Met onze aanpak verwachten wij deze doelen ruimschoots, dat wil zeggen eerder te kunnen realiseren. Dat is ook de spirit hier in Breda, we willen met elkaar meters maken.’

Hoe zit het financiële model in elkaar?
‘De energiewinsten spelen hierbij een centrale rol. Die maken onze investeringen al voor een groot deel rendabel. Daarnaast benutten we de ruimte in onze MJOP (meerjarenonderhoudsplanning) en maken we voor een klein deel gebruik van subsidies. Om een idee te geven: het gaat om een totale investering van bijna 19 miljoen, waarbij de afschrijvingstermijn tien of twintig jaar is, afhankelijk van de verwachte levenscyclus van het gebouw. Dit bedrag wordt voor bijna de helft door de energiewinsten gedekt en voor iets meer dan 40% door de ruimte in onze MJOP’s te benutten. We hebben ook overwogen om van ESCO’s (Energy Service Companies) gebruik te maken. Los van het feit dat er met deze constructie nog niet zoveel ervaring is opgedaan, is het belangrijkste tegenargument dat de rente dan hoger zou zijn dan wij als gemeente kunnen bedingen. In ons financiële model werken we met een rekenrente van 2,5%.’

Welke risico’s kleven er aan jullie aanpak?
Tijdens het proces hebben we daarin al wat inzicht gekregen. We werken met vrij lange afschrijvingstermijnen. Hoe verhouden die termijnen zich tot het tempo waarmee de technologische ontwikkelingen elkaar opvolgen? Werken we over vijf jaar al niet met verouderde technieken? In de kosten van energieopwekking en energiebesparing zitten ook risico’s. Hoe zullen deze kosten zich ontwikkelen? Zonnepanelen zijn de afgelopen vijf jaar bijvoorbeeld al 25% goedkoper geworden. En worden we niet minder flexibel door de ruimte in onze MJOP nu al ten volle te benutten? De toekomst zal het leren. Aan elk model zijn risico’s verbonden.’

Biedt dit project ook voordelen voor de lokale economie?
‘In principe wel. We zullen het lokale bedrijfsleven dat zich in onze aanpak wil verdiepen, zeker stimuleren. Ze hebben uiteraard een streepje voor, maar ze moeten hun eigen kansen creëren en grijpen. Het project is alleen gebaat bij bedrijven die toegevoegde waarde bieden en ons verder helpen. Dit brengt mij ook op het belang van bewustwording. Daar moet steeds aan worden gewerkt, zowel binnen als buiten onze gemeentelijke organisatie. De urgentie is hoog. Duurzaamheid moet in ons DNA gaan zitten, niet alleen bij de idealistische voorhoede. We moeten het met z’n allen doen en ik heb inmiddels ervaren dat het ook “fun” kan zijn.’

Kunnen andere gemeenten bij jullie aankloppen?
‘Absoluut, al zullen de omstandigheden niet overal hetzelfde zijn. Ik ben een groot voorstander van transparantie en kennisdeling, zodat we van elkaar kunnen leren en het wiel niet steeds weer opnieuw hoeft te worden uitgevonden.’

___
Paul de Beer is wethouder en heeft niet alleen vastgoed en duurzaamheid in zijn portefeuille, maar ook financiën.