De ‘wind op zee-aanpak’ wordt vaak genoemd als voorbeeld van een succesvolle uitrol van een transitie. Helaas is verduurzaming op zee veel eenvoudiger te organiseren dan op land. Voor verduurzaming van maatschappelijk vastgoed is meer nodig. Bijvoorbeeld een waarborgfonds.
Er is veel enthousiasme over de wind op zee-aanpak die zorgt voor omvangrijke windparken met een grote aansluiting op het elektriciteitsnetwerk. Deze grote projecten zijn als concessie-contract op de markt gezet en trekken de meest ervaren ontwikkelaars van windparken. Deze aanpak heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de forse verlaging van de productiekosten.
Het lijkt aantrekkelijk en eenvoudig om deze aanpak vaker toe te passen. Bijvoorbeeld bij de uitrol van warmtenetten of de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Bundelen van projecten tot grote pakketten leidt immers tot een forse besparing in proceskosten, minder aanbestedingen en meer ruimte voor professionaliteit. Het geeft bedrijven de kans investeringen in kostenbesparende innovaties terug te verdienen.
Helaas is het niet altijd mogelijk of passend om op basis van centrale regie zaken grootschalig aan te pakken. Bij wind op zee maakten de omstandigheden een centrale aanpak mogelijk. Er is op zee een grondeigenaar (het Rijk) en een vergunningverlener (het Rijk). Bovendien is het aantrekkelijk om met een standaard windmolen te werken en op die manier eenvoudig schaalvoordelen te behalen.
Op land is Nederland veel complexer georganiseerd. Er zijn vele grondeigenaren en gebouweigenaren met elk een eigen besluitvormings- en toezichthouders model. Ook zijn er meerdere vergunningverlenende instanties. Bovendien willen we niet dat elke school, bibliotheek of buurthuis er precies hetzelfde uitziet. Een wind op zee-aanpak voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed is procesmatig lastig te organiseren, maar bovenal minder passend. Gelukkig is er wel inspiratie te putten uit de wind op zee-ervaringen die slim toegepast kunnen worden bij maatschappelijk vastgoed.
Wat te denken van het Innovatiepartnerschap Scholenbouw in Amsterdam. Hier koos de gemeente voor een bundeling van de aanbesteding van meerdere scholen in een raamovereenkomst met drie consortia. De komende tien jaar bouwen deze consortia minimaal 9 en maximaal 30 scholen, gebruikmakend van een generiek programma van eisen aangevuld met een beperkt aantal organisatie-specifieke eisen. Zodoende wordt flink bespaard op proceskosten en hebben de betrokken consortia de zekerheid dat investeringen in innovatie zich ook uitbetalen. Alle partijen worden hier beter van.
Een ander inspirerend voorbeeld vinden we in de sportsector. Hier zorgen procesbegeleiding vanuit sportbonden, het waarborgfonds Sport en een BNG-loket gespecialiseerd in het verstrekken van kleine sportleningen voor een soepele verduurzamingsslag bij kleine en grote sportaccommodaties. Een voorbeeld dat zeker navolging verdient.
Een dergelijke aanpak ontbreekt helaas nog in veel sectoren. Maar daar komt wellicht snel verandering in. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken oriënteert zich namelijk met InvestNL, BNG Bank en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland (SVN) op de mogelijkheden om het ‘sport-machientje’ ook in andere maatschappelijke sectoren te introduceren. De belangrijkste elementen hierbij: de proceskosten voor het verkrijgen van financieringen moeten laag zij, het aanvraagproces eenvoudig en er moet een ‘machientje’ komen voor de boordeling van investeringsplannen en de terugbetaalcapaciteiten.
De verduurzaming van maatschappelijk vastgoed is vooral geholpen met een mix van ‘machientjes’ om het ontwikkelen en beoordelen van investeringsplannen te vergemakkelijken. Met nieuwe innovatieve concepten met een meerjarige omzet kunnen we vervolgens marktpartijen uitdagen om met efficiënte oplossingen te komen.