Bestaande gebouwen kunnen zuiniger met energie omspringen als we ze leren communiceren, zowel met elkaar als met ons. TNO onderzoekt de kansen hiervan.
TNO doet onderzoek naar mogelijkheden van energiemanagementsystemen die gebouwen en mensen met elkaar laten samenwerken. Stip op de horizon is een situatie waarin alle gebouwen in een wijk of buurt met behulp van Artificial Intelligence (AI) met elkaar en met de gebruikers en beleidsmakers communiceren. Het streven is een slim klimaatneutraal energiesysteem waarin lokale oplossingen vraag en aanbod op elkaar afstemmen.
Zover zijn we nog niet, stelt Devin Diran, onderzoeker Energietransitie en Digitalisering bij TNO. Toch is er volgens de onderzoeker van TNO heel wat laaghangend fruit waar we ook nu al van kunnen profiteren. ‘Wij kijken bij TNO hoe we de kansen van digitalisering en AI kunnen benutten om de energietransitie te versnellen op een eerlijke, duurzame en betaalbare manier.’
TNO heeft een duidelijke visie hoe slimme gebouwen zich de komende decennia kunnen ontwikkelen en welke rol ze kunnen vervullen in de energietransitie. Diran: ‘Gebouwbeheersystemen zijn nu nog vaak gebaseerd op oude technologie, het zijn vooral engineering based systems. De eerste stap om tot slimmere gebouwen te komen, is om de communicatie in een gebouw op gang te brengen. Zowel de communicatie tussen de technische elementen onderling als de communicatie met de gebruikers. Gebouwen leren dan de voorkeuren van de gebruikers kennen en kunnen de energievoorziening daarop afstemmen. Daar liggen de eerste kansen voor energie-efficiëntie.’
Op de langere termijn moeten gebouwen ook onderling gaan communiceren. Diran: ‘Eerst zullen dat gebouwen zijn die naast elkaar liggen, maar later ook gebouwen in dezelfde straat en uiteindelijk zelfs gebouwen in dezelfde buurt, wijk of gemeente. Gebouwen kunnen dan de energiebehoefte onderling afstemmen en in de toekomst ook onderling uitwisselen. Een mooie oplossing, want hiermee kunnen we lokaal opgewekte stroom beter gaan gebruiken. Zo ontlasten we het elektriciteitsnet.’
Een ander voordeel van onderling communicerende gebouwen is volgens de onderzoeker van TNO dat het gebruik geoptimaliseerd kan worden. ‘Dat is heel interessant voor vastgoedeigenaren en gebouwbeheerders. Je minimaliseert leegstand, maar ook het energieverbruik en er ontstaat ruimte voor investeringen in duurzaamheid, comfort en andere faciliteiten voor de gebruikers.’
De derde en laatste stap om tot slimmere gebouwen te komen, is dat gebouwen ook gaan communiceren met beleidsmakers. Diran: ‘Beleid wordt nu gemaakt op basis van statische en minder nauwkeurige data. De dynamische aspecten zoals de preferenties en het gedrag van de gebruikers zie je hier niet in terug. Naarmate wij verder komen in de energietransitie is er behoefte voor real-time en accurate data, die meer omvatten dan alleen de fysieke gebouw gerelateerde aspecten. Als gebouwen in de toekomst gaan communiceren met beleidsmakers en vastgoedeigenaren, dan krijg je veel betere tools om vanuit de dynamische staat van het vastgoed je beleid adaptief aan te passen. Zo krijg je ondersteuning in de beleidsvorming, maar ook in het uitvoeren van het beleid.’
Hiervoor werkt TNO bijvoorbeeld aan het Brains for Buildings project, en de pilot ‘Talking Buildings’ met het Groningse bedrijf AIMZ. Diran: ‘Dit bedrijf biedt plug and play oplossingen waarmee gebouwen slimmer gemaakt kunnen worden zonder dat er aanpassingen aan het gebouwbeheersysteem nodig zijn.’ In de pilot onderzoeken Wico Mulder van TNO en Piet Jan Bloem van AIMZ hoe ze deze techniek verder kunnen ontwikkelen en opschalen. ‘Belangrijke technologie, want hiermee kunnen gebouwbeheerders op een laagdrempelige manier de intelligentie van gebouwen nu al verhogen. De eerste stap richting echt intelligente gebouwen.’