Energietransitie vraagt om duidelijkheid

| Door IVVD

energietransitieIn 2050 moeten alle gebouwen in Nederland duurzaam verwarmd worden. Over de route die daar toe leidt is nog veel onduidelijkheid: over de verantwoordelijkheid van overheid en burger, de verdeling van kosten en de mate waarin burgers straks zelf kunnen kiezen hoe zij hun huis verwarmen. Dat beïnvloedt het maatschappelijk draagvlak voor de energietransitie negatief. Dit concludeert de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur in zijn advies ‘Warm aanbevolen’ dat op 13 december jl. in ontvangst is genomen door minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De raad doet in dit advies voorstellen om de omschakeling van alle gebouwen op duurzame warmte sneller en met groter draagvlak tot stand te brengen.

Overheid verantwoordelijk voor de aanleg van warmte-infrastructuur
Om alle Nederlandse woningen en bedrijven in de periode van 2021 tot 2050 van het aardgas te halen moeten elke werkdag gemiddeld 800 woningen overschakelen op duurzame warmte. Daarvoor moet tijdig nieuwe warmte-infrastructuur worden aangelegd. Vaak zal dat een warmtenet zijn dat aan de hele wijk duurzame warmte levert. In andere gevallen zal bij individuele woningen de warmte worden geleverd met warmtepompen waarvoor wellicht een versterkt elektriciteitsnet moet worden aangelegd. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) vindt het een verantwoordelijkheid van de overheid te regelen dat de nieuwe warmte-infrastructuur wordt aangelegd, en dat dit tijdig geschiedt (uiterlijk 2040). De Rli adviseert het kabinet dit uitgangspunt vast te leggen.

Vooral de gemeenten moeten zorgen voor de nieuwe warmte-infrastructuur, maar de rijksoverheid heeft volgens de raad ook een taak. De minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) moet de gemeenten helpen om het eigendom en de zeggenschap over de nieuwe warmte-infrastructuur goed te regelen. Bovendien moet het kabinet snel extra geld beschikbaar stellen.

De bewoners doen niet vanzelf mee
Voor de noodzakelijke aanpassingen achter de voordeur zijn de gebouweigenaren verantwoordelijk. De Rli concludeert dat er op dit moment vooral grote behoefte is aan duidelijkheid voor gebouweigenaren en bewoners met betrekking tot de manier waarop woningen en bedrijven in de toekomst van warmte worden voorzien. Volgens de Rli hangt dit vooral af van de wijze waarop dat op de meest kosteneffectieve manier kan. De keuzevrijheid van burgers zal daardoor zeer beperkt zijn. De overheid moet hierover duidelijk communiceren.

De bereidheid van eigenaren en bewoners om aan deze aanpassingen mee te werken is niet vanzelfsprekend. Gemeenten moeten daarom volgens de Rli bij de uitvoering van de energietransitie verbinding leggen met andere vraagstukken die spelen in de wijk en die mensen daar daadwerkelijk ervaren, zoals bijvoorbeeld onveiligheid of wateroverlast. Zoveel mogelijk aansluiten bij de bestaande dynamiek in de wijk kan het begrip voor de energietransitie vergroten en moet daarom een verplicht onderdeel zijn van de gemeentelijke warmteplannen.

Voor het maatschappelijk draagvlak is voorts noodzakelijk dat iedere gebouweigenaar in staat is om de overstap naar duurzame warmte te maken. Daarvoor helpt het als eventueel benodigde leningen niet aan de eigenaar maar aan de woning gekoppeld kunnen worden. De Rli stelt voor dat de overheid de terugbetaling van deze leningen aan de banken garandeert via een nieuwe nationale energieleningengarantie. Ook vindt de Rli dat nu al veel sterker ingezet moet worden op energiebesparing. De raad pleit daarom voor een langjarige subsidieregeling om gebouweigenaren te stimuleren om dit te doen. De raad vindt ten slotte dat de overheid zelf ook het goede voorbeeld moet geven en beveelt daarom aan om vast te leggen dat alle gebouwen van Rijk, provincies en gemeenten in 2040 CO2-neutraal moeten zijn.

Maak een nationaal verhaal voor de transitie, met duidelijkheid over de fasering
Meer duidelijkheid en groter draagvlak beginnen met een eenduidig verhaal van het kabinet over het hoe en het waarom van de energietransitie van gebouwen. Dit verhaal moet niet alleen door het kabinet, maar ook door provincies en gemeenten uitgedragen worden. Een dergelijk aansprekend verhaal ontbreekt nu nog. Het moet er volgens de Rli in 2019 zijn en zal daarna periodiek moeten worden herijkt.