Flexibel onderwijsgebouw voor Beroepscampus Middelharnis

| Door Dieuwke van Vuure

Het gebouw is zo ontworpen dat de verschillende lagen waaruit het bestaat gemakkelijk van elkaar los te koppelen zijn. Dat ontwerpprincipe is geïnspireerd op de lagentheorie van Stewart Brand

Sinds begin dit jaar zijn op Goeree-Overflakkee de deuren van de Beroepscampus Middelharnis geopend. Vmbo- en mbo-leerlingen van verschillende kleinere locaties zitten nu samen in één groot, transparant gebouw. Ook volwassenenonderwijs, het regionale bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hebben een plek op de campus. Overkoepelend doel: het opleiden van vakmensen voor de regio.

Al ruim voor de financiële crisis won RoosRos Architecten een prijsvraag voor een nieuw schoolgebouw op Goeroe-Overflakkee waarin enkele scholen zouden samenkomen. De crisis zorgde voor vertraging. Gedurende de jaren veranderde de mix van scholen en passeerden verschillende locaties de revue. Uiteindelijk viel het allemaal op zijn plek en is sinds begin dit jaar de eerste fase van de Beroepscampus Middelharnis gerealiseerd en in gebruik genomen. Het is een transparant gebouw dat zowel vmbo, mbo als avondscholing huisvest.

‘Omdat het programma van eisen lange tijd onduidelijk was, hebben we gekozen voor een flexibel grid dat bij de ontwerpschets kon groeien en krimpen’, vertelt projectarchitect Henk de Gelder van RoosRos Architecten. ‘Door de verschillende trapopgangen, verdiepingen en flexibele ruimten kan een bepaald gedeelte gemakkelijk worden afgestoten en verhuurd.’ En wanneer het niet blijkt te werken dat leerlingen van het vmbo en mbo een gebouw delen, kunnen ze een eigen ingang krijgen waardoor ze niet door elkaars ruimte hoeven te lopen.

‘Het gebouw is zo ontworpen dat de verschillende lagen waaruit het bestaat gemakkelijk van elkaar los te koppelen zijn. Dat ontwerpprincipe is geïnspireerd op de lagentheorie van Stewart Brand. Het idee dat alles losmaakbaar moest zijn, was de basis voor alle ontwerpbeslissingen die we moesten nemen. Wij vinden het belangrijk om duidelijke ontwerpkeuzes consequent door te voeren. Daarnaast zijn voor al onze projecten respectvol rentmeesterschap en het maken van gezonde, toekomstgerichte gebouwen belangrijk.’

Toekomstbestendig
Ook voor Adrie Krielaart, directeur RGO Middelharnis en Lentiz, is toekomstbestendigheid belangrijk. ‘De schil van dit gebouw is tijdloos en kan over vijftig jaar nog prima worden gebruikt. Door de systeemwanden kan het over twintig jaar, als mensen andere didactische keuzes maken, heel anders ingedeeld worden.’ Tegelijkertijd passen de flexibele lokalen bij de didactische principes waarvoor de beroepscampus heeft gekozen. ‘We gaan een duurzame relatie met onze leerlingen aan‘, vertelt Krielaart. ‘Als die er niet is, kunnen ze niet leren. Daarom investeren we in de relatie tussen mentor en leerling. Mentoren hebben maximaal vijftien leerlingen onder hun hoede.’ Door de wanden van een standaardlokaal dicht te schuiven, ontstaan kleine ruimten die geschikt zijn voor de mentoruurtjes. Van twee standaardlokalen kan ook één grote ruimte worden gemaakt voor groepen van zestig leerlingen. ‘Dat geeft de mogelijkheid om te co-teachen of hoorcolleges te geven. Ik geloof erin dat je nog steeds een standaardlokaal nodig hebt en over twintig jaar ook nog.’

Adrie Krielaart: ‘Ik geloof erin dat je nog steeds een standaard-lokaal nodig hebt en over twintig jaar ook nog’

De complexiteit van de verschillende gebruikers met hun verschillende behoeften – vmbo, mbo maar ook bedrijfsleven – was volgens De Gelder een behoorlijke uitdaging. ‘De kracht van het ontwerp is dat ze elkaar straks aanvullen. De zes praktijklokalen kunnen door beide opleidingen worden gebruikt.’

Voor het theoriegedeelte zijn vmbo en mbo uit elkaar getrokken; de oudsten zitten op de bovenste verdieping, de jongsten op de eerste. Doordat de school doorlopende leerlijnen aanbiedt, zijn er leerlingen van twaalf, maar ook leerlingen van midden twintig en ouder. Het was voor RoosRos een behoorlijke uitdaging om er bij zo’n groot gebouw voor te zorgen dat de menselijke schaal niet uit het oog verloren werd. ‘Bij een universiteit of mbo is een enorme aula prima, maar een leerling van twaalf voelt zich daar vreselijk in verloren. Om dat te voorkomen hebben we een aula ontworpen die niet bestaat uit een vierkante ruimte van drie verdiepen hoog, maar uit verschillende vides die verspringen. Daardoor krijg je een prettig hart van het gebouw, dat past bij de schaal van de jongste gebruikers. Tegelijkertijd is er overzicht en ruimtelijkheid.’

Transparant
Krielaart is heel tevreden dat het gelukt is het gebouw zo te maken dat leerlingen het als ze net binnenkomen als heel groot ervaren, maar het als ze er een tijdje rondlopen ook vertrouwd en overzichtelijk vinden. ‘Het voelt vertrouwd en veilig, ook omdat je overal zicht hebt op elkaar. Waar je ook loopt, je hebt van alle kanten zicht op de binnenruimte. Dat vind ik wel iets van deze tijd: veel glas, openheid, lokalen waar je naar binnen kunt kijken. Dat doet ook wat met de leerlingen, ten positieve. Iedereen wordt gezien. In de oude gebouwen was alleen boven de deur een randje raam en was alles verder afgesloten.’

Een vraag vanuit de school was om groen terug te laten komen in het gebouw, aldus Krielaart: ‘Dat zit in de roots van een van de mbo’s die nu in dit gebouw zetelen.’ Behalve aan groen is veel aandacht besteed aan een prettig binnenklimaat, de akoestiek, extra licht in het hart van het gebouw en zichtlijnen vanuit het hart naar buiten, zodat leerlingen geen opgesloten gevoel hebben. De Gelder: ‘Het binnenklimaat van een plek waar leerlingen de hele dag zijn, moet gewoon heel erg goed zijn.’

Henk de Gelder: ‘Wij vinden het belangrijk om ontwerpkeuzes consequent door te voeren’

Toen de locatie van het gebouw eenmaal vaststond, werd duidelijk dat het een transparant gebouw moest worden met verbinding naar buiten. Er is letterlijk een verbinding aangegaan met de bedrijven en faciliteiten die er al zaten, vertelt Krielaart. ‘Zo hebben we besloten dat we geen sportzaal gingen bouwen, maar gebruik gingen maken van het sportcentrum dat er al zat.’ Op de benedenvloer zitten de beroepsgerichte profielen, die naar buiten zijn gericht. Mobiliteit en Transport zit tegenover de al bestaande garage en Zorg & Welzijn tegenover een verzorgingstehuis. Dat tehuis gebruikt ook ruimten in de school. De beroepscampus zoekt nadrukkelijk de verbinding met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. De Gelder: ‘Die bedrijven komen ook het schoolbedrijf binnen, zodat de leerlingen en de bedrijven zo snel mogelijk met elkaar in contact komen en goede mensen aan zich binden.’

De school zit met het bedrijfsleven om tafel om te bespreken of de opleidingen nog goed aansluiten bij de praktijk. ‘Zo hebben we binnenkort een bijeenkomst over transport en logistiek om te verkennen of er behoefte is aan een opleiding chauffeur en logistiek medewerker. Daar hebben we het bedrijfsleven bij nodig: kunnen ze daar stage lopen en vinden ze daar een baan.’

Horti-campus
Samenwerken en afstemmen met het bedrijfsleven kan ook zonder die bedrijven het gebouw binnen te halen. Toch is dát wat er in de tweede fase van de campus gaat gebeuren. Er wordt binnen een jaar een gebouw opgeleverd met ruimte voor ondernemers en instellingen uit de regio. Krielaart deed inspiratie op bij de Horti-campus in Naaldwijk, waar ze onder andere een tentoonstellingsruimte hebben.

In het nieuwe gebouw komen onder meer een beursvloer waar ondernemers zich kunnen presenteren en een Techlab waarvan het bedrijfsleven gebruik kan maken. Een zorgcentrum wil in het gebouw hbo-opleidingen aanbieden. Krielaart ziet voor zich dat de waterstofontwikkeling die op het eiland plaatsvindt een plek krijgt op school. ‘Het bedrijfsleven kan in het Techlab laten zien hoe ze met hydrolyse waterstof maken. En het is ook mogelijk dat zo’n bedrijf bij ons op school zijn installateurs opleidt. Op de beursvloer kunnen bedrijven een expositie maken om te laten zien waar het eiland allemaal mee bezig is.’

Nog niet alle kantoren zijn verhuurd en ondernemers moeten de stap nog gaan maken dat ze de voordelen van de beursvloer zien. Dat moet volgens Krielaart gaan groeien. ‘Er ligt een afspraak dat de gemeente bijspringt als de ruimte niet verhuurd wordt, want anders gaat het ten koste van het onderwijs.’