Woningcorporaties hebben veel investerend en organiserend vermogen. Die krachten moeten we aanwenden om de stad beter en mooier te maken. Dat betoogt Hedy van den Berk, bestuursvoorzitter van het Rotterdamse Havensteder. ‘We moeten de belangrijkste thema’s verbinden en werelden bij elkaar brengen. Corporaties kunnen daarin de spil vormen.’
[Door: Ivo van der Hoeven, redactie IVVD]
Hedy van den Berk is sinds 2011 bestuursvoorzitter van Havensteder. Daarvoor was ze jarenlang bestuurder bij PWS en bekleedde ze diverse directiefuncties bij verschillende corporaties. Een echt corporatiedier dus. ‘Werken bij een woningcorporatie gaat ergens over. Wonen is een belangrijk thema met grote maatschappelijke betekenis. Wij moeten dat op een goede manier organiseren. Professioneel en zakelijk, maar met oog voor de mensen waarvoor we het doen. En met hart voor de zaak. Dat zie ik terug bij alle mensen binnen de corporatiewereld. Het is een heel fijne werkomgeving.’
Naast je werk voor Havensteder ben je actief in allerlei raden en overlegorganen. Vanwaar de drive?
‘Ik ben echt van de Rotterdamse aanpak: mouwen opstropen en aan het werk. En dat is in deze tijd belangrijker dan ooit, want er liggen grote uitdagingen op ons te wachten. Er moet gebouwd worden, we moeten verduurzamen, we moeten werken aan veerkrachtige wijken en er ligt een belangrijk vraagstuk rond wonen en zorg. Op al die thema’s zijn maatschappelijke plannen gemaakt en strategieën opgesteld, maar hoe breng je die vervolgens tot uitvoering. Daarvoor zullen we toch echt aan de slag moeten en dat is wat we in Rotterdam doen. Hier heerst een can do-mentaliteit die goed bij mij past. Die mentaliteit probeer ik nu ook bij platform de Vernieuwde Stad, waar ik sinds juni voorzitter ben, in te brengen.’
‘We moeten versnellen op diverse thema’s, maar toch vooral op verduurzaming en de bouwproductie’
Wat zijn momenteel de belangrijkste uitdagingen voor Havensteder?
‘We moeten versnellen op diverse thema’s. Zo werken we hard aan het versneld verduurzamen van ons bezit. Binnen vijf jaar moeten we alle EFG-labels wegwerken. Om dat te realiseren werken we met gespecialiseerde aannemersbedrijven die totaaloplossingen bieden voor verduurzaming. Wijk voor wijk pakken we zo ons bezit aan in een zo optimaal mogelijk proces. Zo kunnen we de verduurzaming versnellen en enigszins betaalbaar houden. Daarnaast willen we ook de bouwproductie versnellen. We hebben namelijk te maken met de nationale prestatieafspraken en met een zeer ambitieuze minister die 900.000 extra woningen wil realiseren. Een groot deel daarvan zal in onze regio moeten komen. Vooral de sociale huur en middenhuur. Die opdracht komt dus bij ons terecht.’
‘We weten dat we nu de hoofdprijs betalen en toch zetten we onze bouwprogramma’s door’
900.000 woningen, is dat onder de huidige marktomstandigheden wel te doen?
‘Of die aantallen worden gehaald is nog maar de vraag. Het is op z’n minst zeer ambitieus. Maar voor de komende drie jaar ligt ons bouwprogramma wel vast. We kunnen en willen hierin ook geen terugtrekkende beweging maken, want dan gebeurt er nog maar weinig. Wij spannen ons maximaal in om de bouwproductie juist nu door te zetten, ook al betalen we bijna de hoofdprijs door gestegen materiaalkosten, arbeidsloon en hogere rente. Dat is op de langere termijn niet houdbaar, dus wat we terugvragen is minder belastingdruk van de overheid, meer bouwlocaties tegen redelijke grondprijzen en slimme conceptbouw op locaties waar het kan: snel en kostenefficiënt. Dat gesprek voer ik met alle relevante partijen.’
En toch zal er ook na die drie jaar doorgebouwd moeten worden. Hoe gaan jullie dat realiseren?
‘We zullen op zoek moeten naar andere oplossingen en nieuwe manieren van bouwen. We gaan vaker partnerschappen aan met bedrijven en we maken afspraken met de gemeente over conceptueel bouwen. Door op een andere manier te ontwikkelen en bepaalde concepten op meerdere plekken te herhalen, kunnen we de kosten misschien drukken. Het is heel belangrijk dat we hier goed naar kijken, want we moeten op de lange termijn natuurlijk ook uitkomen.’
Is er over drie jaar überhaupt nog wel genoeg ruimte om te bouwen in Rotterdam?
‘Dat verwacht ik wel. We hebben in de jaren tachtig van de vorige eeuw een herverkavelingsoperatie gehad waardoor er vaak maar één of hooguit twee corporaties actief zijn in bepaalde wijken. Er is veel aaneengesloten bezit. Dat biedt mogelijkheden, van verdichting door bijvoorbeeld optoppen of bijbouwen op groenstroken tot sloop-nieuwbouw. Maar op de langere termijn wordt ruimtegebrek wel een issue. Dan wordt goede ruimtelijke ordening nog belangrijker en moeten we nog meer gaan kijken naar gebiedsontwikkeling. Zo liggen er nog mogelijkheden rond de stationsgebieden. Daar kun je ook meer de hoogte in, dus dat biedt zeker kansen. We zijn hierover in gesprek met de NS en met een alliantie van marktpartijen en trekken samen op met de gemeente. Zo kunnen we gezamenlijk een langetermijnvisie ontwikkelen en successievelijk uitrollen.’
‘Een veerkrachtige wijk biedt kinderen een beter perspectief, dat vraagt om onder andere een goed dak boven je hoofd’
En dan hebben jullie ook nog de uitdaging om de achterstandswijken aan te pakken. Hoe staat het daarmee?
‘Een heel belangrijk thema, want een veerkrachtige wijk biedt kinderen een beter perspectief. Dat vraagt om goed onderwijs, goede voorzieningen en een goede mix van bevolkingsgroepen. Maar zeker ook om een goed dak boven je hoofd. De stenen zijn in dit verhaal heel belangrijk. Ik zit vanuit Havensteder in het bestuur van NPRZ, het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Dat is een programma met een looptijd van twintig jaar. Een programma voor de lange adem dus. We zijn nu halverwege en we zien dat er beweging in zit. Het gaat de goede kant op, maar we zijn er nog niet. We hebben echt nog wel tien jaar nodig om op dat gewenste niveau te komen.’
Ook vanuit platform de Vernieuwde Stad is er veel aandacht voor het thema veerkrachtige wijken. Wat is de meerwaarde van dit platform?
‘De Vernieuwde Stad is een vereniging van 25 corporatiebestuurders uit grote steden. Ons doel is om kennis met elkaar te ontwikkelen en te zorgen dat die kennis beschikbaar komt voor de hele sector. Dat doen we niet alleen op het thema veerkrachtige wijken, maar ook op thema’s als verduurzaming en versnelling van de bouwproductie. Al die thema’s pakken we gezamenlijk op en als wij tot goede oplossingen en ideeën komen, worden die breed beschikbaar. De hele corporatiewereld profiteert ervan. Zo komen we steeds een stap verder.’