Over het uitgangspunt dat juist overheden kunnen bijdragen aan economisch herstel door anticyclisch te investeren, bestaat brede consensus. Het verlanglijstje met gewenste maatschappelijke investeringen is groot, topprioriteit daarbij vormen de energietransitie en de beschikbaarheid van betaalbare woonruimte. Maar hoe moet dat in een tijd waarin de gemeentelijke financiën in zwaar weer verkeren?
Accountantskantoor BDO constateerde begin dit jaar dat twee derde van de gemeenten voor 2020 een tekort op de exploitatiebegroting verwacht. De coronamaatregelen hebben sindsdien het gemeentelijk huishoudboekje geen goed gedaan. Inkomsten vanuit precario, toeristenbelasting en parkeergelden vielen zwaar terug, terwijl er veel extra kosten zijn gemaakt en de exploitatie van publieke voorzieningen als zwembaden, sportaccommodaties, theaters en bibliotheken met tegenvallers kampt.
Motor publieke investeringen
Jarenlang waren het vooral de gemeenten die voor de overheidsinvesteringen in Nederland zorgden. De afgelopen decennia is het aandeel van gemeentelijke investeringen afgenomen als percentage van het Bruto Nationaal Product, waar de rijksoverheid ongeveer hetzelfde bedrag is blijven investeren. Op basis van data van het Centraal Bureau voor de Statistiek is goed te zien dat de gemeentelijke investeringen sinds 2009 fors afgenomen zijn. Zowel relatief als absoluut. Gemeenten investeren onder andere fors minder in publieke gebouwen (onderwijsgebouwen, sportgebouwen en dergelijke).
Aanjagers van transities
Gemeenten hebben in het Klimaat-akkoord de regie gekregen op de transitie richting duurzame warmte (warmtetransitie) en de regionale energiestrategieën gericht op het opwekken van voldoende hernieuwbare energie (RES). Eerder al kregen gemeenten de regie over het sociale domein (maatschappelijke ondersteuning & jeugdzorg). De maatschappelijke druk om deze transities via doelgerichte investeringen mogelijk te maken, is groot.
Routekaart
Cijfermatig zijn de investeringen in verduurzaming van het gemeentelijk vastgoed gedetailleerd in beeld gebracht. Meer dan 50 miljard is de komende 30 jaar nodig om de beoogde CO2-reductie te behalen. Dat betekent dat de komende 30 jaar jaarlijks gemiddeld 1,66 miljard geïnvesteerd moet worden, alleen al in de gemeentelijke gebouwen.
Meerjarig in evenwicht
Een gemeente hoeft niet elk jaar een sluitende exploitatie te laten zien. Dit geeft enige ruimte. Voordat tot een investering besloten wordt, zal deze in de meerjarenbegroting ingepast moeten worden. Deze is, net als de gehele gemeentelijke boekhouding, gebaseerd op het Besluit Begroting & Verantwoording (=BBV). Kernpunt daarin is dat gemeenten altijd op meerjarenbasis een sluitende begroting moeten hebben. Gemeenteraden en provinciale toezichthouders zien daarop toe. Een jaar met exploitatietekort is derhalve acceptabel op voorwaarde dat de gemeente over een aantal jaren aantoont dat de begroting weer in evenwicht is. In de regel dienen inkomsten en uitgaven binnen drie jaar weer in balans te zijn. Prudent beleid is noodzakelijk, maar de middellange horizon geeft gemeenten wel enigszins flexibiliteit om (toch) te investeren.
Negatieve rente
In november 2020 fluctueert de rente die gemeenten betalen voor langlopende leningen tussen de 0% en 0,5% (afhankelijk van de exacte looptijd). Gevolg is: zeer lage rentekosten. Wel moeten alle investeringen worden afgeschreven en op basis van de gemiddelde rekenrente in een jaarlijkse kapitaallast in de begroting worden ingepast. De kapitaallast bestaat daardoor uit een steeds bescheidener bedrag aan rente en daarnaast afschrijvingslasten. De kapitaallast die samenhangt met investeringen in de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed moet op dit moment wedijveren met bezuinigingen om tegenvallers op te vangen in het sociale domein en veroorzaakt door de coronamaatregelen.
Investeren in tegenwind
Het belangrijkste wat gemeenten nu wél kunnen doen is goede plannen voorbereiden en uitwerken. Zorg dat er plannen klaarliggen op de plank. Neem de tijd om deze plannen in te bouwen in de meerjarenbegroting. Op die manier ontstaat een meerja-reninvesteringsprogramma; dit geeft helderheid en richting aan het beleid en ondersteunt de af te leggen verantwoording. Het plan kan periodiek geoptimaliseerd worden op basis van keuzen in de warmtetransitievisies en fluctuaties op de bouwmarkt. Op deze manier kunnen gemeenten in periodes waarop de bouwsector krap in de opdrachten zit (laagconjunctuur) voor extra investeringsimpulsen zorgen.
Innovatieve contracten
Veel gemeenten oriënteren zich ook op innovatieve contractvormen. Daarbij wordt vooral gekeken naar energieprestatiecontracten en meerjarige afspraken. Dit jaar nog brengt de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) een vernieuwde leidraad voor energieprestatiecontracten uit. Inspirerend zijn daarnaast de ervaringen van woningcorporaties met meerjarenovereenkomsten tussen woningcorporaties en onderhoudsbedrijven.
Gemeenten, pak je rol
Waar gemeenten geconfronteerd worden met tekorten op de exploitatiebegroting en kostbare coronamaatregelen is sprake van een uitdagende situatie. Juist nu is het zaak om te blijven doorwerken aan goede meerja-reninvesteringsprogramma’s. Dankzij de lage rentestand en de mogelijkheid die gemeenten hebben om ook naar de middellange termijn te kijken kunnen ze hun rol pakken door plannen klaar te hebben liggen en er alles aan te doen om waar dat mogelijk is te blijven investeren.
___
Meerjarenovereenkomsten
De modelovereenkomsten Resultaat Gericht Samenwerken (RGS) van de vereniging van woningcorporaties Aedes en OnderhoudNL ondersteunen bij het slim samenwerken van corporatie en opdrachtnemers. In een model-overeenkomst staan afspraken over de verantwoordelijkheden, aansprakelijkheid en risico’s in een onderhouds- of renovatieproject. Bij RGS gaat het om efficiënte bedrijfsprocessen en het continu verbeteren van de samenwerking tussen corporatie en opdrachtnemers. Slim samenwerken met opdrachtnemers moet leiden tot een beter resultaat tegen minder kosten. De model-overeenkomsten RGS ondersteunen daarbij.