Technisch gezien is het goed mogelijk om waterstofgas door de gasleidingen te laten lopen. De grootste uitdagingen voor het project zitten in de wetgeving.
Waterstofprojecten hebben de wind in de rug. De Rijksoverheid werkt eraan om samen met bedrijven, gemeenten en netbeheerders de productie en toepassing van groene waterstof verder te ontwikkelen. Maar voordat deze duurzame energie ook in de bebouwde omgeving kan worden toegepast moet er nog het nodige gebeuren.
Alle regionale netbeheerders hebben inmiddels hun eerste waterstofprojecten aangekondigd. De lat ligt bij het ene project hoger dan bij het andere, maar het is duidelijk dat de interesse voor deze energie uit duurzame bronnen groeit. Netbeheerder Stedin is koploper op het gebied van waterstofprojecten. De energieleverancier onderzoekt al langer de mogelijkheden van groene waterstof in de bebouwde omgeving. Stip aan de horizon is hierbij het project in Stad aan ’t Haringvliet.
In Stad aan ’t Haringvliet onderzoekt Stedin samen met een groot aantal partners waaronder vertegenwoordigers van de bewoners, de gemeente, Eneco, Gasunie en woningcorporatie Oost West Wonen de mogelijkheden om van aardgas over te stappen naar groene waterstof. Het hele dorp zou in het meest gunstige scenario vanaf 2025 gebruik kunnen maken van waterstofgas. Albert van der Molen van Stedin is nauw betrokken bij het onderzoek. Hij heeft goede hoop dat het project in het dorp op Goeree-Overflakkee een voorbeeld wordt voor andere gemeenten.
Draagvlak
Technisch gezien is het volgens Van der Molen heel goed mogelijk om waterstofgas door de gasleidingen te laten lopen. De grootste uitdagingen voor het project zitten in de wetgeving: zo mogen volgens de wet netbeheerders nog geen andere gassen door het gasnet transporteren. Daarnaast is draagvlak essentieel, want dit project kan uiteraard alleen slagen als de eindgebruikers er vertrouwen in hebben.
‘We moeten de techniek helemaal onder de knie krijgen, dan kunnen we later opschalen’
Op het gebied van de wetgeving ziet Van der Molen positieve signalen. In de kabinetsvisie waterstof staat aangegeven dat het kabinet ‘essentiële stappen wil zetten om tijdig de infrastructuur en andere randvoorwaarden te realiseren.’ En in maart 2021 ondertekenden drie organisaties uit de energiesector en zeven overheden de Green Deal H2-Wijken: Naar praktische toepassing van waterstof als warmtevoorziening in woonwijken. De betrokken partijen doen samen onderzoek naar hoe waterstof ingezet kan worden voor de verwarming van woonwijken. Zij verkennen wat er technisch, juridisch en maatschappelijk nodig is om waterstofgas veilig en duurzaam in te kunnen zetten. De aangesloten partijen wisselen hierbij actief kennis, ervaringen en best practices uit.
Positief signaal
Van der Molen: ‘Dat zijn mooie ontwikkelingen die waterstofgas in de bebouwde omgeving een stap dichterbij brengen. De lichten gaan steeds meer op groen.’ Een ander positief signaal ziet Van der Molen in de oproep van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) om waterstofprojecten een eerlijke kans te geven. Omdat netbeheerders een belangrijke rol spelen bij experimenten met waterstof roept de ACM het ministerie van EZK op hun rol ook wettelijk te regelen.
‘Dat is een heel duidelijk signaal’, stelt Van der Molen. ‘Het heet dan ook niet voor niets het ‘Signaal 2021’. Het geeft aan dat de ACM geen sta-in-de-weg wil zijn bij waterstofprojecten.’ Zo wordt de weg langzaam vrijgemaakt voor meer en grootschaliger proefprojecten met waterstof. Al blijft Van der Molen enigszins voorzichtig. ‘Vanuit Stedin verwachten we niet dat waterstofprojecten een grote vlucht nemen voor 2030. We moeten niet te snel te veel willen en hebben voorlopig onze handen vol aan het project in Stad aan ’t Haringvliet.’
Leren van proefprojecten
Voor netbeheerders is het de komende jaren zaak om te leren van kleinschalige proefprojecten, denkt Van der Molen. ‘We moeten de techniek helemaal onder de knie krijgen, dan kunnen we later altijd nog opschalen. Het voordeel is dat we tot 2050 hebben voor de energietransitie, het hoeft dus niet van vandaag op morgen geregeld te worden. Tussen 2030 en 2050 moet er ook nog een hoop gebeuren.’
Voorlopig moeten volgens Van der Molen de woningcorporaties, gemeenten en andere vastgoedbeheerders vooral inzetten op no-regret verduurzamingsmaatregelen. ‘Kies bijvoorbeeld voor hybride warmtepompen die vooralsnog op aardgas lopen of ga voor simpele isolatiemaatregelen zoals tochtstrips en betere beglazing. Op de langere termijn kunnen we dan altijd nog kijken naar meer grootschalige toepassing van waterstof.’
Voor het op grote schaal toepassen van waterstofgas is ook een grootschalige infrastructuur nodig, stelt Van der Molen. ‘Die is nog niet beschikbaar, lokale kleinschalige waterstofproductie is daardoor erg duur. Maar als we het gasnet kunnen hergebruiken voor het transport van waterstofgas, dan kunnen we kostenefficiënt invulling geven aan de energietransitie en worden projecten makkelijker te realiseren. Dat is wat we in Stad aan ’t Haringvliet willen aantonen.’
Waterstof zal nooit dé oplossing zijn voor de energietransitie, het wordt volgens Van der Molen hooguit een onderdeel van de oplossing. ‘Per locatie moet gekeken worden naar de meest efficiënte oplossing. Er zijn meer plekken waar je niks met waterstof zou moeten willen, dan waar je dat wél kan doen’, geeft hij aan. ‘Het hangt sterk af van het type woningen, de kwaliteit en de dichtheid. Dat maakt nogal uit voor de uitvoerbaarheid en betaalbaarheid. Er zijn plekken waar je beter kunt kiezen voor een warmtepomp of warmtenet.’
Doorzettingsmacht
Toch is Van der Molen positief gestemd over de groeiende aandacht voor groene waterstof. ‘In het programma Aardgasvrije Wijken wordt nadrukkelijk gekeken welke wijken kansrijk zijn voor het gebruik van waterstofgas en er worden miljoenen euro’s subsidie toegekend. In die zin hebben waterstofprojecten zeker de wind in de rug. Maar helaas hebben gemeenten nog geen doorzettingsmacht, zelfs een draagvlak van 99% volstaat niet om een waterstofproject door te laten gaan. Zolang dat niet beter geregeld is, gebeurt er nooit wat. Die doorzettingsmacht moet er echt komen. Voor de energietransitie is dat heel belangrijk, en voor waterstofprojecten helemaal.’