16 Vastgoedsturing #11 bodem en uit water. Dat is de manier om de
uitstoot van het broeikasgas van de gebouwde
omgeving, de CO2-emissie, terug te brengen.
Maar dat heeft uiteraard gevolgen voor het
vastgoed. De warmte die je uit de lucht, de
bodem en het water haalt, is qua temperatuur
niet te vergelijken met die bij verbranding van
olie en gas. Je zult meer verwarmingsopper-vlakte
nodig hebben voor de distributie van
deze warmte in gebouwen, bijvoorbeeld met
behulp van grotere radiatoren of vloerverwar-ming.
En oudere gebouwen veel beter isoleren,
anders blijf je verwarmen voor de vogels.’
Transitie naar andere warmtebronnen
Vaders devies is: maak het allemaal niet te inge-wikkeld.
De techniek achter verduurzaming van
vastgoed mag dan complex zijn, het realiseren
van de verduurzamingsambities hoeft dat niet
te zijn. ‘Ik ben erg van het pragmatisme. Als je
energie wilt besparen moet je eerst naar het
gebruik kijken. Wat heb je werkelijk nodig? Alles
wat je niet nodig hebt, kun je buiten gebruik
stellen. Daar valt al een behoorlijke winst te
behalen.’ Voor gemeenten is het belangrijk om
te kijken welke gebouwen veel energie verbrui-ken
en of deze nog wel passen in het huisves-tingsplan
voor de lange termijn.
Gemeentelijk vastgoed valt volgens Vader
grofweg te verdelen in drie categorieën: de
monumenten, de overige gebouwen van voor
1996, en de gebouwen van na 1996. ’Ik adviseer
gemeenten om hun gebouwen eerst te inven-tariseren
naar deze drie categorieën. Steek in
eerste instantie de meeste tijd en aandacht in
de categorie nieuwere gebouwen. Daar haal
‘We staan met z’n allen voor een enorme uit-daging’,
stelt Rinus Vader, leading professional
energietransitie bij advies- en ingenieursbureau
Royal HaskoningDHV. ‘De wettelijke kaders die
vanuit Parijs en Den Haag worden uitgewerkt,
overstijgen in de meeste gevallen de ambities
die gemeenten zich eerder stelden als het gaat
om het verduurzamen van het eigen vastgoed.
Die komende wettelijke kaders vragen om een
ingrijpend pakket aan maatregelen.’ Gemeen-ten
moeten dus aan de slag.
Met de huidige vastgoedvoorraad wordt het
erg kostbaar om deze ambities te halen en dus
moet er breder gekeken worden naar het drie-luik:
gebruik, gebouw en gebied. Maar waar
moeten gemeenten beginnen? Welke maat-regelen
hebben het meeste effect en hoe
verwerk je deze plannen tot een overzichte-lijke
routekaart voor verduurzaming? Met de
FastLane-aanpak ondersteunt Royal Hasko-ningDHV
gemeenten die aan de slag willen
met de verduurzaming van het vastgoed.
‘Onze bijdrage is er vooral op gericht om trans-parantie
te scheppen in alle maatregelen die
er momenteel op de markt zijn’, legt Vader uit.
‘En dat worden er steeds meer, want er komen
bijna maandelijks nieuwe verduurzamings-maatregelen
bij. Met onze aanpak kunnen we
deze maatregelen doorrekenen, doelmatige
pakketten op papier zetten en verschillende
scenario’s opstellen. Gemeenten kunnen daar
vervolgens, gegeven hun ambities en beschik-bare
middelen, keuzes in maken.’
‘Het vuurtje stoken, daar moeten we echt van
af’, stelt Vader. ‘We moeten naar andere warm-tebronnen.
Naar warmte uit de lucht, uit de
GEMEENTELIJK VASTGOED
INZICHT EN OVERZICHT IN VERDUURZAMINGSTRAJECT
We moeten stoppen
met vuurtje stoken
Gemeenten staan voor de enorme uitdaging hun maatschappelijk vastgoed
te verduurzamen. Integraal inzicht in de korte- en langetermijneffecten
van verduurzamingsmaatregelen is nodig om sneller te voldoen aan het
Klimaatakkoord van Parijs en het Nederlandse klimaatbeleid.
Rinus Vader:
‘Denk niet: het is
te duur dus we
doen maar niks,
maar faseer de
investeringen’