Onderwijshuisvesting stapsgewijs naar BENG niveau

| Door IVVD

Naar verwachting wordt over enkele jaren in het Bouwbesluit geëist dat vanaf 2018 nieuwe overheidsgebouwen Bijna Energie Neutraal Gebouwen (BENG) zijn, en vanaf 2020 ook alle andere nieuwe gebouwen, zoals schoolgebouwen. Maar hoe zorg je ervoor in een aantal stappen, dat die BENG gebouwen ook comfortabel voor de eindgebruikers zijn en dat de onderhoudskosten te dragen zijn? Willem Adriaanssen en Rob Kersten van HEVO hebben een stappenplan geformuleerd voor schoolbesturen die hun onderwijshuisvesting op BENG niveau willen brengen.

Naast het voldoen aan de BENG eisen (zie bijstaande tabel – red.) blijft het zeer belangrijk, dat de school voor de gebruikers comfortabel en functioneel is en dat de exploitatie betaalbaar is. Vanwege de lage energieprijzen, en omdat er vaak gekozen wordt voor maatregelen die duurder in onderhoud zijn, is dat laatste zeer belangrijk. In de praktijk blijkt dat beoogde besparingen, die geadviseerd worden in de ontwerpfase, in de praktijk niet gerealiseerd worden. De school heeft dan een financieel probleem. Daarom adviseren we ook dat scholen, die incidenteel bouwen kiezen voor contractvormen, waarbij de prestaties ook in de gebruiksfase geborgd zijn.

Stappenplan
Stap 1: Geef sturing aan de hele levenscyclus
Het schoolbestuur moet kijken hoe zijn doelstellingen (een goed functionerend en Bijna Energie Neutraal Gebouw) vertaald kunnen worden in een vraagstelling en een contractvorm voor prestaties, die de hele levenscyclus – ontwerp, realisatie en exploitatie – omvatten. Dan gaat het om eisen aan de primaire behoeften: waar moet het gebouw voor dienen en wat zijn de omstandigheden waarin de gebruikers goed kunnen presteren, of, anders gezegd. Wat zijn de eisen voor het welzijn van de gebruikers? Dit laatste vertaalt zich onder andere in concrete prestatie-eisen op het gebied van binnentemperatuur en CO2-niveau. Eisen die overigens per ruimte kunnen verschillen, afhankelijk van de grootte van de ruimte, het doel van de ruimte en de intensiteit van het gebruik. In het kader van het levenscyclus denken is het van belang te zorgen voor een passend budget voor zowel de investerings- en exploitatiekosten.

Stap 2: Daag leveranciers (en ook aannemers) uit
In deze stap legt het schoolbestuur het risico bij de leveranciers en daagt hen uit om slimme investeringen te bedenken om de door het schoolbestuur aangegeven doelstellingen te bereiken. Ze moeten dat niet zelf doen. Het schoolbestuur vraagt alleen tegen een bepaald investerings- en exploitatiebudget (waaronder energie) een bepaalde gebouwprestatie. Vervolgens laat hij aan de leverancier over hoe en met welke installaties hij dat wil invullen.

Stap 3: Investeer gericht
De risicodragende partijen moeten maximaal investeren in technische levensduur die langer is dan de levensduur van de huisvesting. Zoals maximale isolatie, luchtdichtheid van de schil en een optimaal casco. Bij componenten en installaties daarentegen waarbij de ontwikkelingen snel gaan en de vervangingstijd korter is, is het niet altijd nodig om voor de technisch meest geavanceerde oplossing te kiezen.

Stap 4: Spreek een goede monitoring af
Omdat een contract met prestatie-eisen voor de complete levenscyclus wordt afgesloten. is het van belang dat de prestaties, die nodig zijn voor een BENG-gebouw, goed worden gemonitord. Daarbij moet het schoolbestuur zich realiseren dat moderne gebouwen complexe machines zijn. Het is aan te bevelen dat de controle wordt gedaan door een onafhankelijke, derde partij.

Stap 5: Beloon goed gedrag en bestraf slecht gedrag
Het schoolbestuur doet er goed aan de controle zo in te richten dat een goede score leidt tot minder controles en een slechte score tot meer controles. Hij beloont en bestraft dus het vertrouwen dat hij in de risicodragende partij heeft gesteld. Dit alles kan worden vormgegeven in systeemgerichte contractbeheersing.

Ver vooruit te kijken
Kersten en Adriaanssen realiseren zich dat wanneer uitgegaan wordt van integrale contracten, inclusief exploitatie met een lange looptijd, het voor opdrachtgevende partijen – zeker bij de overheid – niet eenvoudig is om zo ver vooruit te kijken. Adriaanssen: “Zelf kiezen we ervoor om bij integrale risicodragende contracten, waarvoor wij de verantwoordelijkheid dragen, vijf jaar lang de prestaties tijdens het gebruik te garanderen. Daarna kan die periode met opnieuw vijf jaar worden verlengd. Vijf jaar is te overzien. Is de dienstverlening niet naar behoren, dan kan de opdrachtgever zonder problemen afscheid nemen.”

De prestatie-eisen van BENG per gebouwfunctie:

 Gebouwfunctie

Max. energiebehoefte
kWh/m2.jr
Max. primair energiegebruik
kWh/m2.jr

Min. aandeel hernieuwbare
energie %

 Woningen/woongebouwen

25

25

50

 Utiliteitsgebouwen

50

25

50

 Onderwijsgebouwen

50

60

50

 Gezondheidszorggebouwen

65

120

50

De energiebehoefte voor utiliteit is de energiebehoefte voor verwarming, verlichting en koeling bij elkaar opgeteld. Het primair energiegebruik voor utiliteit is een optelsom van het primair energiegebruik voor verwarming, koeling, verlichting, bevochtiging (indien aanwezig) warmtapwaterbereiding en ventilatoren. Regel is dat, als er PV-panelen of andere hernieuwbare energie bronnen aanwezig zijn, de opgewekte energie van het primair energiegebruik wordt afgetrokken. Het aandeel hernieuwbare energie wordt bepaald door de hoeveelheid hernieuwbare energie te delen door het totaal van hernieuwbare energie en primair energiegebruik.