Onderzoek toont aan dat het subsidieprogramma van de provincie Gelderland om open clubs en vitale sportparken te stimuleren inderdaad heeft geleid tot nieuwe samenwerkingen en een breder aanbod.
De afgelopen jaren heeft de provincie Gelderland vijftig verenigingen en sportparken ondersteund om te experimenteren met hun maatschappelijke rol. Omdat er geen duidelijke definitie van een open club of een vitaal sportpark is en er geen duidelijke kaders zijn, heeft de provincie de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en het Mulier Instituut gevraagd het traject te onderzoeken. Tijdens dit onderzoek zijn elf initiatieven drie jaar lang gevolgd.
Daarbij ging het soms om aanpassingen aan de sportaccommodaties, zoals nieuwe beweegroutes of multifunctionele kantines en velden om nieuwe doelgroepen te bereiken. Verder gingen verenigingen en sportparken meer samenwerken met andere sportorganisaties, onderwijs, gemeente en zorg- en welzijnsorganisaties. Het is voor het eerst dat er zo’n grootschalig onderzoek heeft plaatsgevonden bij het realiseren van open clubs en vitale sportparken.
Beleidsdoelen
Volgens Marieke Reitsma, een van de betrokken onderzoekers van het Mulier Instituut, wordt sport steeds meer wordt ingezet als middel om ook aan andere beleidsdoelen te werken. “Dat kan gaan om sociale doelen, de integratie van bepaalde groepen, gezondheid of het leefbaarder te maken van wijken door bepaalde activiteiten aan te bieden. De provincie Gelderland zag dat sportaccommodaties vaak in een goede staat en in voldoende mate aanwezig zijn, maar dat ze ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld als kinderopvang of locatie voor sociale activiteiten. Dit subsidietraject is een steuntje in de rug van clubs en sportparken die al ambities op dit vlak hadden.”
Een intensiever en multifunctioneler gebruik was bij veel projecten een doelstelling. “Door de faciliteiten in de daluren te gebruiken, kunnen sportverenigingen nieuwe doelgroepen bereiken en een maatschappelijke rol vervullen, en door verhuur genereren ze ook extra inkomsten. Dat is belangrijk om toekomstbestendig te blijven.”
Sportdorp
Reitsma vindt zelf voetbalclub GVA in het dorp Doornenburg een mooi voorbeeld. “Dat was een goed lopendevoetbalclub die vooral bezig was met voetbal organiseren en gezelligheid in de kantine. Het bestuur wilde ook een functie voor het dorp vervullen. Dat hing samen met het feit dat er in het dorp veel voorzieningen aan het verdwijnen waren.”
Bijzonder is dat de club met studenten is gaan onderzoeken waar buurtbewoners behoefte aan hebben. Van daaruit is begonnen met kleine pilotprojecten, zoals een wandelgroep en een beweegprogramma voor mensen die niet kunnen sporten maar wel willen bewegen. Als zo’n pilotproject aansloeg, werd het structureel gemaakt. Inmiddels heeft de club met andere sportaanbieders in het dorp een sportplatform opgericht dat is verdergegaan onder het label Sportdorp Doornenburg. “Hierdoor ontstond er eigenaarschap bij alle partijen en was het ook naar buiten toe duidelijk dat dit een initiatief is van alle sportaanbieders voor iedereen.”
Continuïteit
Bij alle projecten bleek dat succes valt of staat bij de inzet van een of enkele personen. Voor de continuïteit is dat een gevaar: blijven de extra activiteiten doorgaan als de kartrekker besluit ermee op te houden?
Bij veel projecten is de subsidie van de provincie ingezet voor fysieke aanpassingen, zoals de aanleg van een nieuw veld. “Bij één project is de oude sportkantine zo aangepast dat het nu aan de veiligheidsvoorschriften voldoet van een kinderopvang. Dat zijn structurele aanpassingen die het makkelijker maken om aantrekkelijker te zijn voor andere partijen. Voor alle projecten geldt dat de financiële steun voorwaardelijk was voor de realisatie.”
Het creëren van nieuw sportaanbod voor nieuwe doelgroepen was een van de voorwaarden om die steun te krijgen. Het bereiken en behouden van sommige doelgroepen bleek echter lastig te zijn. Bij het organiseren van activiteiten voor kinderen met een beperking liep men bijvoorbeeld tegen praktische obstakels aan. “Professionals van organisaties voor zorg en welzijn werken binnen bepaalde kaders, met budgetten en uren en zijn daardoor minder flexibel. Er is specifieke kennis nodig voor de begeleiding die een vrijwilligersorganisatie niet in huis heeft en niet kan inkopen – daar is geen structurele financiering voor. Soms zijn er wel succesvolle activiteiten georganiseerd, maar is het niet gelukt om de deelnemers te laten doorstromen naar een sportvereniging.” Bij Atletiekvereniging de Liemers in Zevenaar lukte het wel om met vrijwilligers een structurele activiteit te organiseren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. “Een trainer gaat een uurtje buiten met ze bewegen en daarna gaan ze samen koken en eten. Dat werkt daar heel erg goed.”