Sporthal in nieuw jasje

| Door Odette Koldewey

Wat willen die gebruikers anno 2022? Hoe kun je hier zo goed mogelijk op aansluiten met de accommodaties en op welke wijze kun je de bezetting optimaliseren?

De sport- en beweegcultuur in Nederland is de afgelopen decennia sterk veranderd en dat vraagt om andere beweegruimtes. Om hierin te voorzien moeten gemeenten van de gebaande paden af durven stappen. De focus moet meer komen te liggen op de wensen van de gebruikers.

Nederland telt meer dan vijfduizend gymzalen en meer dan duizend sporthallen. Het leeuwendeel is veertig jaar of ouder en ruimschoots toe aan vervanging. Veel gemeenten bevinden zich dan ook op een T-splitsing: kiezen ze voor renoveren of gaan ze voor nieuwbouw? En als die beslissing eenmaal genomen is, hoe richten ze die beweegruimte vervolgens dan in?

Volgens Michel de Boer en Wouter Hoogland van ICSadviseurs is het hoog tijd om de bestaande kaders los te laten en aan de voorkant meer en beter na te denken over de hedendaagse functie van beweegruimtes. Vanuit ICS adviseren zij gemeenten bij de realisatie van verschillende soorten sportaccommodaties. Ze werken hierbij inhoudelijke en financiële scenario’s uit en kijken naar zaken als duurzaamheid en exploitatie.

Visie op vastgoed
De Boer: ‘Sportaccommodaties worden gebouwd voor de komende veertig jaar. Het is belangrijk dat gemeenten hier goed over nadenken en niet weer het KVLO-handboek uit een la trekken en gemakshalve een traditionele zaal van 14 bij 22 meter realiseren. Wij zeggen: kijk breder en betrek ook de gebruikers hierbij. Wat willen die gebruikers anno 2022? Hoe kun je hier zo goed mogelijk op aansluiten met de accommodaties en op welke wijze kun je de bezetting optimaliseren? Allemaal zaken waar beter over nagedacht moet worden.’

Ook de trends en ontwikkelingen binnen het bewegingsonderwijs en in de verenigingssport moeten hierin meegenomen worden, stelt Hoogland. Net als de ontwikkelingen in de wijk rondom de accommodatie. ‘Al die ontwikkelingen kun je laten meewegen in de keuze tussen renoveren en sloop-nieuwbouw. Misschien komt er dan wel uit dat er gekozen wordt voor een buitengymzaal in plaats van een traditionele gymzaal. Het begint allemaal met een duidelijke visie op het sport-, speel- en beweegbeleid, met daarbij aandacht voor thema’s als gezondheid, inclusie en eenzaamheid. Die integrale visie moet leidend zijn.’

Multifunctioneel ruimtegebruik
Hoogland en De Boer zien verschillende trends waar rekening mee gehouden kan worden bij de realisatie van beweegruimtes. De Boer: ‘De georganiseerde sport heeft het lastig. Zeker na coronatijd. Mensen sporten en bewegen meer buiten en minder in verenigingsverband. Dat vraagt om anders denken van sportverenigingen. De overkoepelende vragen hierbij: hoe kunnen zij hun bestaansrecht behouden en wat betekent dit voor de accommodaties?’
Hoogland: ‘Dan ga je al snel denken aan het samenvoegen van functies en meervoudig, multifunctioneel ruimtegebruik. Maar ook de combinatie van binnen en buiten sporten kan een oplossing bieden. Op die manier faciliteer je als gemeente niet alleen het bewegingsonderwijs en de binnensport, maar ook de ongeorganiseerde sport als bootcamp, calisthenics en hardloopgroepjes.’

Een bedrijf dat zich al enkele jaren bezighoudt met nieuwe manieren van sporten is InFit Beweegconcepten. Dit bedrijf van voormalig sportleraar Pim Scherpenzeel en architect Ronald de Rooij bedenkt en ontwikkelt innovaties voor scholen, kinderopvangcentra en sportaccommodaties. Scherpenzeel en De Rooij stappen daarbij af van de gebaande paden door concepten aan te bieden die aansluiten bij de huidige belevingswereld van kinderen op het gebied van sport en bewegen.

Scherpenzeel heeft de beweegcultuur de afgelopen twintig jaar van dichtbij zien veranderen. ‘We zijn anders naar het beweeglandschap gaan kijken. Bewegend leren heeft zijn intrede gedaan en er zijn nieuwe sporten doorgebroken zoals skaten en streetdance. Dat vraagt om een andere manier van faciliteren, maar dat zien we nog nauwelijks terug in de sportaccommodaties. Er wordt nog steeds teruggegrepen op de KVLO-lijsten en de normen van NOC*NSF. Wij zeggen: laat die conventies los. Deze lijstjes houden te weinig rekening met nieuwe ontwikkelingen en zorgen voor suboptimale sportvoorzieningen.’

Vierkante gymzaal
Volgens Scherpenzeel hoeft een gymzaal niet per se 14 bij 22 meter te zijn. ‘Waarom geen vierkante gymzaal? Of misschien wel een ronde. Waarom geen buitengymzaal die in alle jaargetijden nul-op-de-meter is? En waarom de footprint van een gymzaal niet beter benutten door ook de ruimtes boven de kleedkamers en de berging te gebruiken als sportplekken? Het kan allemaal, maar dan moet je wel op een andere manier naar de materie durven kijken.’
Die andere blik op sportaccommodaties is volgens De Rooij sowieso noodzakelijk vanwege de verduurzamingsopgave waar gemeenten voor staan. ‘Gymzalen en sporthallen zullen in de nabije toekomst in hun eigen stroom moeten voorzien. Dat kan binnen een paar jaar gerealiseerd worden met zonnepanelen en batterijen voor stroomopslag. Maar belangrijker nog, is dat we kritisch naar het verbruik kijken. Want op dat vlak valt nog een wereld te winnen.’

Metahallen
Een mogelijke oplossing ziet De Rooij in metahallen, semipermanente overkappingen waarbinnen gesport kan worden. ‘Deze hallen zie je al meer in zuidelijke landen, maar in Nederland is het een nieuw fenomeen. De eerste metahal wordt binnenkort gerealiseerd in Zuidlaren. Volgens mij kan dit een mooi alternatief zijn voor dure sporthallen met hoge exploitatie­lasten. Al zullen we dan wel moeten wennen aan lagere temperaturen. Maar voor sporters hoeft dat geen probleem te zijn.’

Een andere ontwikkeling waar gemeenten volgens De Rooij ernstig rekening mee moeten houden is circulair bouwen. ‘Daar kunnen we straks niet meer omheen. De gymzaal leent zich hier gelukkig uitstekend voor. Het is vrij simpel om een gymzaal als circulair gebouw neer te zetten dat je later weer makkelijk uit elkaar kunt halen. Dat vraagt alleen wel om een ander Programma van Eisen en een andere visie op het vastgoed. Het traditionele denken zullen we los moeten laten.’