Tijd voor een programma van eisen voor geluk en gezondheid

| Door IVVD

Interview met Pim van der Ven, Juli Ontwerp – De ontwikkeling van een gebouw is nog te veel gericht op het maken van winst op de korte termijn en te weinig op de langetermijncreatie van waarde. Wij bespreken met Pim van der Ven van architectenbureau Juli Ontwerp of een programma van eisen voor geluk en gezondheid deze focus kan doen verschuiven.

De ontwikkeling van een gebouw is nog te veel gericht op het maken van winst op de korte termijn en te weinig op de langetermijncreatie van waarde. Wij bespreken met Pim van der Ven van architectenbureau Juli Ontwerp of een programma van eisen voor geluk en gezondheid deze focus kan doen verschuiven.

Pim van der Ven is directeur en ontwerper bij Juli Ontwerp. Hij startte in 1992 een eigen architectenbureau dat uitgroeide tot Mei Architecten en Stedenbouwers. Na dit avontuur koos hij verder te gaan met zijn huidige kleinere bureau Juli, zodat de nadruk voor hem weer meer op de inhoud kwam te liggen.

Hoe is jouw passie voor geluk en gezondheid ontstaan?
‘Onze steden zijn aan het verdichten, waardoor veel mensen dichter op elkaar komen te wonen. Dat is in de basis goed. Door de kortere looplijnen komt alles dichter bij elkaar te liggen. Mensen kunnen lopend of fietsend naar hun werk en zitten dicht bij allerlei voorzieningen. Maar als veel mensen dicht op elkaar wonen, dan moeten de omgeving en de gebouwen wel kloppen. Mensen moeten wel gelukkig en gezond kunnen wonen, anders zijn het vooral héél veel mensen dicht op elkaar met alle risico’s van anonimiteit, eenzaamheid en slechte leefbaarheid van dien.

Juist in de beweging van verdichten, worden geluk en gezondheid steeds belangrijker. Daaruit is mijn passie ontstaan om de omgeving en de gebouwen kloppend te maken. Als je mensen helpt om in gebouwen gelukkig en gezond te kunnen leven, dan kunnen mensen goed dicht bij elkaar én met plezier wonen. Dat is een complexe opgave. Bij het maken van gebouwen kijkt men in eerste instantie of het technisch en financieel klopt. Dat is met de huidige bouweisen vaak al moeilijk zat. Het wordt complexer als je bovendien een programma van eisen voor geluk en gezondheid wil inpassen. Je moet er dan bewust aandacht voor vragen en je er sterk voor maken, het gaat niet vanzelf.’

Wat is het eerste wat je moet doen in een programma van eisen voor geluk en gezondheid?
‘Plekken voor ontmoeting. Dat vind ik het allerbelangrijkste. Dat je je buurtbewoners kunt ontmoeten. Je moet plekken maken waar mensen elkaar kunnen treffen en waar activiteiten kunnen plaatsvinden. Ik maak onderscheid tussen drie verschillende ruimten. Zo heb je de publieke ruimte, daar waar je anderen in de stedelijke omgeving kunt ontmoeten, maar waar je ook anoniem kunt zijn als je dat wilt. Dan is er de privé ruimte achter de voordeur, waar je echt je eigen plek hebt en je terug kunt trekken. Het gebied ertussen­ in noem ik de private ruimte. Dat is de plek waar je je buren ontmoet, waar je op je eigen terrein zit, maar wél je buurman kan spreken. Die moet je in het ontwerp van een gebouw of buurt organiseren. Of dat nu een atrium is, een collectieve tuin, een veranda voor de woning of een privé stoepje bij de voordeur met ruimte voor een stoel en een plant. Schep de voorwaarden in gebouwen waardoor ontmoeting met je buren kan plaatsvinden.’

Hoe pas je gezondheid in?
‘Veel groen in het gebouw verwerken, of dat nu op de gevel, in de hal of op het dak van het gebouw is. Zorg ervoor dat de bewoners van het gebouw het gevoel van de natuur kunnen ervaren. Er zijn heel veel daken in de stad. Maak van een dak een groene ontmoetingsplek. Dan komen geluk en gezondheid weer bij elkaar. Met groene daken wordt bovendien de opvang van water een handje geholpen.
Een tweede is het gebruik van natuurlijke materialen. Zo doet hout veel voor ons brein. Onderzoek toont aan dat kinderen die leren in houten scholen betere leerprestaties hebben, omdat hout het hartritme verlaagt en zo het concentratievermogen verhoogt. Hetzelfde geldt met slapen. Je slaapt beter in een houten omgeving. Het doet wat met je lijf, het is een zintuigelijke ervaring.
Een derde wat ik heel belangrijk vind, is het gebruik van niet-toxische stoffen bij de constructie van het gebouw. Het is allemaal geen rocket science, het is meer een kwestie van doen. De opgave is best wel simpel. Gebruik groen, gebruik natuurlijk materialen, zorg ervoor dat de lucht in het gebouw schoon is door bijvoorbeeld fijnstoffilters toe te passen. Iedereen weet dat het kan en iedereen zegt ja, maar toch gebeurt het te weinig. Daar moeten we slim aan werken. Er is echt iets mis met het organisatie- en verdienmodel van de bouw.’

Hoe maak je ruimte voor een programma van eisen voor geluk en gezondheid?
‘De ontwikkeling van een gebouw is nog te veel ingericht op het maken van winst op de korte termijn en te weinig op de langetermijncreatie van waarde. Voor het laatste moet je aan tafel met de belegger. Op het moment dat de bewoner zich prettig voelt in een gebouw in termen van geluk en gezondheid, dan heeft dat op de lange termijn waarde voor de belegger. Die bewoners dragen namelijk beter zorg voor hun gebouw en buurt, zijn minder eenzaam, hebben lagere ziektekosten en kunnen langer zelfstandig thuis blijven wonen. Een gebouw dat klopt, zal bovendien langer meegaan. Dat draagt misschien niet bij aan de kortetermijnwinst, maar wel degelijk aan de langetermijnwaarde. De horizon die voor de businesscase van het gebouw bepaald wordt, reikt daarmee verder. Dan is er ook in financiële termen meer ruimte. Samen met Syntrus Achmea Real Estate & Finance werk ik nu aan een programma van eisen voor geluk en gezondheid voor een gebouw. We kijken daarbij hoe zo’n programma van eisen vertaald kan worden in een aanvulling op het technisch programma van eisen. De belegger gaat daarmee voor langetermijnwaardecreatie van een gebouw. Geluk en gezondheid van de bewoners zijn daar onlosmakelijk mee verbonden.’

Moet het programma van eisen voor geluk en gezondheid ook niet breder getrokken dan alleen voor een gebouw?
‘Ik heb een korte opleiding gevolgd aan het MIT in Boston. Daar definiëren ze een goede stad met drie elementen, te weten diversiteit, densiteit en nabijheid. In het element diversiteit zit, naast andere componenten als duurzaamheid, ook een goede menging van sociale groepen. Daar wordt een stad gezonder, beter en sterker van. Alles moet kloppen, net als bij het gebouw waar wij zonet over spraken. Natuurlijk kost dat geld, maar daar staat langetermijnwaardecreatie tegenover. Als het geheel klopt, dan is er ook een positief effect op de delen. Met andere woorden als men ook hier bereid is het grotere plaatje te zien, dan profiteert iedereen als alles klopt. Met als resultaat een positief effect op het geluk en de gezondheid van alle bewoners van buurt.’