Van school van toen naar school van morgen

| Door Odette Koldewey

Naoorlogse scholen worden vaak lelijk gevonden, maar bezitten veel kwaliteiten die ze geschikt maken voor transformatie naar de school van morgen. Een nieuw leven voor een bestaand schoolgebouw is mogelijk en concurrerend met sloop/nieuwbouw. Een ontwerpend onderzoek waard.

Wilma Kempinga, kunsthistorica en partner bij Bureau Mevrouw Meijer. © Maarten Corbijn

Wat is ‘Mevrouw Meijer’?
‘Mevrouw Meijer is een ideëel onderzoeksbureau dat de architectuur van de school aan de orde stelt, met een accent op bestaande, vooral naoorlogse schoolgebouwen. Een nauwkeurige “biografie”/studie van wederopbouwscholen laat zien dat ze telkens nieuwe onderwijskundige en demografische veranderingen hebben kunnen verwerken. Die bruikbaarheid en flexibiliteit verdwijnen niet plotseling zodra de gebouwen boekhoudkundig worden afgeschreven. Wij denken dat deze schoolgebouwen prima kunnen passen bij het onderwijs van morgen. Daarom verdienen ze een tweede kans.’

Welke schoolgebouwen verdienen een tweede kans?
‘Vooroorlogse schoolgebouwen, bijvoorbeeld uit de jaren dertig, vindt men vaak mooi en het behouden waard. Sommige zijn zelfs monumenten. Voor naoorlogse gebouwen is nog weinig liefde. Ze zijn misschien te gewoon, te kenmerkend voor die periode. Toch hebben wederopbouwscholen (jaren vijftig en zestig) en ook ‘bloemkoolscholen’ (jaren zeventig en tachtig) veel mogelijkheden om te transformeren. Ze hebben vaak een slimme constructie met skeletbouw, wanden zijn makkelijk weg te halen en binnenruimten aan te passen. Daarmee zijn ze bij uitstek geschikt voor een tweede leven.’

Welke architectonische ideeën zaten er achter de naoorlogse scholen?
‘De wederopbouwscholen zijn gebaseerd op het idee van licht, lucht en ruimte. De bloemkoolscholen zijn meer gericht op het gevoel van geborgenheid voor de kinderen. Ook in die tijd werd er nagedacht over wat de ideale school is, die tegelijkertijd praktisch moest zijn. De ideeën van toen zitten eigenlijk als een schat verborgen in die schoolgebouwen. Wanneer zij een tweede kans krijgen, kun je opnieuw profiteren van de ideeën van toen.’

Zijn architecten ondergewaardeerd op dit moment?
‘Wij doen onszelf te kort door de interpretatie van Europese aanbestedingsregels. Vaak worden eisen gesteld aan de hoogte van de omzet of hoeveel scholen een architect al gebouwd heeft, waardoor de keuze sterk wordt ingeperkt. De ontwerpkracht van andere architecten die weinig of zelfs helemaal nog geen scholen hebben gebouwd, blijft daardoor onbenut.’

Hoe laat je deze ontwerpkracht toch aan bod komen?
‘Wij zitten in het voortraject en doen ontwerpend onderzoek. Een school wil weten wat er mogelijk is bij behoud en transformatie van een bestaand gebouw. Wij selecteren dan drie architecten die elk een andere ontwerpoplossing uitwerken op VO-niveau. We laten ook zien wat de ontwerpen kosten. Je kunt het zien als een getekend programma van eisen. In feite brengen wij de onderwijskundige visie van de school samen met drie verschillende architectonische visies. Zo ervaart de opdrachtgever wat er wel en niet mogelijk is met het gebouw en met het budget. Het is deskundigheidsbevordering van opdrachtgevers. Keuzes worden zo naar voren getrokken. Men ziet en beleeft “wat je kunt willen”.’

Jullie gebruiken het bourgondische model. Wat is dat?
‘Bij een project zijn verschillende partijen betrokken vanuit de school, soms van meerdere scholen, maar ook van de gemeente en andere belanghebbenden. We beginnen daarom altijd met heerlijke taart en een goede lunch om iedereen bij elkaar te brengen. Dat doen wij in het gebouw zelf en we nemen er de tijd voor, een middag of zelfs een hele dag. Vaak schuift ook de wethouder aan. Het is van groot belang dat men elkaar in een vroeg stadium goed leert kennen en niet alleen maar bij elkaar rapporten over de schutting gooit. Het directe contact kan ook de lucht klaren als er in het verleden wederzijds frustraties zijn opgehoopt. Door tijd aan elkaar te besteden, naar elkaar te luisteren, blijkt dat men allemaal het beste voor heeft met de school. Wij organiseren per onderzoek drie van deze bijeenkomsten. De eerste is de startbijeenkomst en bedoeld om elkaar te ontmoeten, maar ook als voeding voor de architecten. Dan de tussenpresentatie met dezelfde groep mensen om de ontwerpen tussentijds te bespreken en een feestelijke eindpresentatie.’

‘We hebben gekozen voor een aanpak die gericht is op het verminderen van de CO2-uitstoot. Het voordeel is dat we ons eenduidig op energiebesparing kunnen focussen’

Hoe selecteren jullie de architecten?
‘Het eerste criterium is architectonische kwaliteit. Daar hoort bij dat ze een bestaand gebouw kunnen analyseren, de verborgen kwaliteiten blootleggen, en erop verder gaan. Wij kiezen architecten die nooit eerder een school hebben ontworpen. Zij zijn fris en nieuwsgierig. Bovendien, zo’n exclusief specialisme is het niet. Woningbouwarchitecten zijn bijvoorbeeld ook gewend om inventief te ontwerpen onder krappe omstandigheden. Iedereen mag in principe één keer meedoen, zodat we zoveel mogelijk architecten een kans kunnen geven. Wij kijken ook naar communicatieve vaardigheden, want ze moeten hun verhaal aan leken kunnen overbrengen. Veel architecten hebben zelf onderwijservaring. En ze moeten collegiaal zijn, want ze voeren met z’n drieën een gezamenlijk onderzoek uit. Het is geen wedstrijd. Een open houding is dus van groot belang. Per project zoeken wij een mix van architecten met verschillende achtergronden, kwaliteiten en benaderingen. Voorop staat dat wij goed met hen kunnen samenwerken en zij ook met elkaar. In principe selecteren wij zoveel mogelijk architecten uit de regio.’

En hoe zit met het budget?
‘Onze calculator, Tim de Jonge van bureau Winket, maakt een volledige en realistische berekening van alle opties inclusief “niets doen” en nieuwbouw. Het blijkt dat de optie behoud en transformatie concurrerend is met sloop/nieuwbouw. De opdrachtgever krijgt dus een beeld van de architectonische mogelijkheden én van de kosten. En dan is het aan de opdrachtgever om de keuze te maken.’

___
Wilma Kempinga is partner bij Bureau Mevrouw Meijer. Mevrouw Meijer geeft schoolgebouwen vleugels. Kempinga studeerde kunstgeschiedenis en kunstbeleid aan de Rijksuniversiteit Groningen en is vanaf het begin van haar loopbaan werkzaam in de architectuur.