Nu het kabinet begin dit jaar 164 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld voor nieuwe vormen van wonen en zorg voor ouderen en er afspraken met banken zijn gemaakt over de financiering, ligt de weg open voor de ontwikkeling van meer verschillende (kleinschalige) woonvormen voor ouderen. Meer kansen voor particuliere initiatieven, maar vooral ook voor corporaties en andere partijen in de markt. USP deed onderzoek naar de interesse van senioren in verschillende woonvormen waarbij ‘samenwonen’ met anderen centraal staat.
Zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen
Van de 65-plussers woont 60% op dit moment in een koopwoning. Van deze groep 65-plussers zegt maar liefst 38% nooit meer te willen verhuizen. Of dit praktisch gezien ook haalbaar is, als men bijvoorbeeld minder goed ter been raakt of andere ongemakken krijgt, valt nog te bezien. Wanneer er echter meer aanbod komt van geschikte woningen voor ouderen, zou de doorstroming op gang geholpen kunnen worden. Beter voor de ouderen zelf aangezien de woningen beter passen bij de levensfase en eventuele aanpassingen en zorg die daarbij horen. Maar ook beter voor de woningmarkt als geheel. Deze groep senioren woont vaak (te) groot, in woningen die meer geschikt zijn voor gezinnen. Verhuisbewegingen van deze groep kan weer ruimte creëren voor andere doelgroepen.
Door gedeelde voorzieningen en ruimtes kleinere woning overwogen
Ondanks dat de wensen voor de toekomstige woning ruim zijn, een derde van de senioren wenst een woning met 4 of meer kamers, zijn er zeker ook kansen voor kleinere woningen. Van de senioren zegt 55% voor de nieuwe woning de voorkeur te hebben voor 3 kamers, met 70 m2 oppervlakte. Daarbij komt dat ruim de helft van de senioren een kleinere woning zou overwegen, wanneer er meer of grotere gedeelde ruimtes beschikbaar zijn. Uit onze ervaring van onderzoek in (nieuwbouw)seniorencomplexen blijkt dat juist bergruimte en buitenruimte cruciaal zijn voor senioren, al dan niet gedeeld.
Woongroep populairder dan kangoeroewoning of woonstudent
In het onderzoek zijn diverse woonvormen voorgelegd waarbij senioren ‘samenleven’ met anderen. Dit kan familie zijn (kangoeroewoning), studenten, of woongroepen met gelijkgestemden.
De kangoeroewoning is voor 17% van de senioren een interessant alternatief en nog eens 25% zegt misschien interesse te hebben. Deze woonvorm lijkt bij ‘kinderen’ populairder dan bij hun ouders. Ook zijn er bij dit alternatief behoorlijk wat praktische bezwaren. Deze woonvorm is slechts tijdelijk zeer geschikt, maar bij verandering in situatie blijkt deze (grote) woning moeilijk te verhuren of verkopen. De interesse om samen te wonen met studenten die ook een woning in het complex huren is ongeveer even groot. Studenten huren ook een kamer in het complex en betalen hun huur via het organiseren van sociale activiteiten voor ouderen.
De woonvorm die senioren het meest positief in de oren klinkt is de woongroep. Van de ondervraagde 65-plussers zegt 23% zeker interesse te hebben om in de toekomst in een woongroep te gaan wonen en nog eens 37% zegt misschien, afhankelijk van samenstelling, prijs, grootte en locatie. Een enorme potentie dus voor (kleinschalige) woongroepen. Als grote voordeel wordt gezien dat men toch allemaal een eigen woning en privé ruimte heeft en dus zelfstandigheid behoudt, maar als men wil gebruik kan maken van gezamenlijke voorzieningen, hulp, zorg en aanspraak van andere bewoners heeft.
Kansen aanwezig, kleinschalig ontwikkelen
Voor een goede doorstroming in de krappe woningmarkt is het cruciaal om goed te anticiperen op de woonwensen van senioren. Kansen voor woongroepen voor senioren zijn aanwezig, echter de woonvormen blijven kleinschalig en zullen op locatie op maat ontwikkeld moeten worden. Hierbij moet goed gekeken worden waar lokaal bij senioren behoefte aan is. Zijn het gemengde woongroepen of juist woongroepen gericht op bepaalde subgroepen senioren (naar etniciteit, geloofsovertuiging of anderszins). De financiële bezwaren lijken door de politiek opgelost te zijn, nu moeten gemeenten over de brug komen met grond/ locaties en moeten marktpartijen bereid zijn te investeren in de ontwikkelingen. Springen corporaties in dit gat of moeten we hier kijken naar particuliere initiatieven en commerciële verhuurders?