Op steeds meer plekken in Nederland zit het elektriciteitsnet op sommige momenten overvol. Het pilotproject FlexCity stimuleert bewoners van de Amsterdamse wijk Sporenburg hun verbruik onderling af te stemmen om deze netcongestie te voorkomen. Bijkomend voordeel is dat de zelf opgewekte stroom zo veel mogelijk in eigen buurt verbruikt wordt.
De samenleving elektrificeert. Steeds meer huishoudens gaan elektrisch koken, rijden en verwarmen. En ze wekken vaker zelf stroom op, tegelijkertijd. Namelijk als de zon schijnt. Dat vraagt zoveel van onze infrastructuur dat op allerlei plekken de maximale capaciteit is bereikt. Zoals in Amsterdam-Noord en -West, waar bedrijven de komende jaren geen nieuwe of zwaardere stroomaansluiting kunnen krijgen.
Anderhalf miljoen huishoudens kunnen te maken krijgen met flikkerende lichten, haperende apparaten en lange wachttijden voor zwaardere aansluitingen, waarschuwde voormalig minister Jetten begin dit jaar. Het kabinet presenteerde vervolgens de Actieagenda Netcongestie Laagspanningsnetten. Naast netverzwaring worden meer inzicht in de belasting van het stroomnet en het voorkomen van piekbelasting als oplossingen gezien.
David Plomp: ‘Soms kun je vraag en aanbod zo op elkaar afstemmen dat een extra trafohuisje niet nodig is’
Transformatorhuisje
Het project FlexCity richt zich op dat laatste. In de Amsterdamse buurt Sporenburg vallen zo’n 540 huishoudens onder hetzelfde transformatorhuisje. Dat gaat normaal gesproken zeker dertig jaar mee, mits het niet wordt overbelast. ‘Als je thuis te veel stroom afneemt, schieten de stoppen eruit’, vertelt projectmanager David Plomp. ‘Hetzelfde gebeurt als er te veel stroom door zo’n trafohuisje gaat, bij al die huishoudens valt de boel dan uit. We zien dat er nu veel huisjes vervangen moeten worden doordat iedereen op dezelfde momenten elektriciteit gebruikt.’
De opgave is enorm: tot 2030 moeten er in Amsterdam zo’n duizend transformatorhuisjes verzwaard worden. Dat kost meer dan een ton per stuk, afhankelijk van de locatie. Netbeheerders kampen bovendien met een gebrek aan materieel en technici. Plomp werkt voor Resourcefully, een bedrijf dat energiesystemen ontwerpt en data-gedreven energieadvies geeft om complexe energievraagstukken inzichtelijk te maken. Plomp: ‘Met ons Transitiemodel kunnen we laten zien hoe je vraag en aanbod zo op elkaar kunt afstemmen dat extra kabels of een extra trafohuisje niet altijd nodig zijn. In zo’n 30 procent van de gevallen lukt dat.’
Balans
FlexCity draait om de vraag hoe bewoners ervoor kunnen zorgen dat Sporenburg genoeg heeft aan één transformatorhuisje. De ruim honderd huishoudens die tot nu toe deelnemen, proberen opwek en verbruik in balans te brengen. Via een app krijgen deelnemers inzicht in hun eigen verbruik en de belasting van het lokale netwerk. Door challenges worden ze uitgedaagd om piekmomenten te vermijden door een deel van het verbruik uit te stellen naar een later moment. Daarnaast wordt er gekeken naar energiedelen. ‘Ik heb veel zonnepanelen en de buren hebben een elektrische auto’, geeft Plomp als voorbeeld. ‘Op dagen met veel zon wil je dat met deze overproductie de auto van de buren wordt opgeladen. In plaats van hun energieleverancier betalen ze mij. Zij zijn goedkoper uit en ik krijg meer dan wanneer ik teruglever aan het net.’
Obstakels
Omdat het real-time uitlezen van de slimme meter door de netbeheerder in strijd is met de huidige privacyregelgeving, moet bij iedere gebruiker een ‘dongle’ (submeter) worden geplaatst. Volgens Plomp is dat privacyprobleem op te lossen door de informatie te clusteren in groepjes van 50 of 100 huishoudens. ‘Dan kun je ze niet meer tot individuele huishoudens herleiden.’ Hij is ervan overtuigd dat de problemen op een bepaald zo groot worden dat de overheid niet anders kan dan dit toestaan. ‘We hebben deze data hard nodig om die verslimming en verduurzaming door te zetten.’
‘We hebben de data van slimme meters hard nodig om de verslimming en verduurzaming door te zetten’
FlexCity is onderdeel van Reschool, een Europees demonstratieproject. In Girona, Stockholm, Athene en Amsterdam wordt gekeken hoe energiegemeenschappen zo optimaal mogelijk vormgegeven kunnen worden. In een energiegemeenschap kunnen burgers, lokale overheden en kleine ondernemingen samen energie opwekken, delen en verkopen.
Direct elektriciteit delen tussen huishoudens zonder tussenkomst van een energiebedrijf mag op dit moment in Nederland niet. Ook in de onlangs aangenomen Energiewet is dat niet geregeld. Peer-to-peer via een energieleverancier mag wel. ‘De vraag waar we nu voor staan, is of alle deelnemers dan naar die energieleverancier moeten overstappen of dat leveranciers onderling de uitwisseling kunnen regelen’, vertelt Plomp. ‘In het laatste geval wordt het administratief veel simpeler.’
Kostprijs
‘Het is eigenlijk gek dat de sleutel voor peer-to-peer uitwisseling bij de energieleveranciers ligt, terwijl de helft van het totale stroomverbruik door de wijk zelf wordt opgewekt’, vindt Plomp. Door projecten als FlexCity krijgen burgers meer inzicht en meer zeggenschap. ‘Op de elektriciteitsmarkt fluctueert de prijs continu, omdat deze gebaseerd is op vraag en aanbod van dat moment. Zonne-energie is gratis als het zonnepaneel er eenmaal ligt, dus theoretisch gezien kan de eigenaar deze stroom voor een vaste, stabiele prijs verkopen.’
In het Nationaal Plan Energiesysteem staat dat lokale initiatieven meer ruimte moeten krijgen in de uitvoering van de energietransitie. De steun van de gemeente Amsterdam helpt enorm bij het van de grond krijgen van FlexCity en het meekrijgen van de netbeheerder en de bewoners. Inmiddels is Plomp ook aan de slag met een soortgelijk project in Arnhem. ‘We gaan laten zien dat dit ook in duizenden andere buurten kan. Je bespaart zoveel op de infrastructuur en op je eigen energievoorziening dat het een duurzaam model is dat zichzelf onderhoudt. Het moet een zichzelf financierend systeem zijn.’