Stadsveteraan 020 is een uniek woonconcept voor 55-plussers in stadsdeel Amsterdam-Oost. In het appartementencomplex staat een hechte woongemeenschap centraal. Het gebouw kent meerdere ontmoetingsruimtes waar allerlei activiteiten worden georganiseerd. Samenredzaamheid zorgt ervoor dat de huurders langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Een inspirerend project dat navolging verdient.
Het vormen van een hechte gemeenschap vraagt echter om meer dan ontmoetingsruimtes, stelt Monique Woltering, senior projectcoördinator Programma Woonvormen bij Woonzorg Nederland. ‘De huurders vormen de gemeenschap. Zij zijn daarom al vroeg in het traject bij de plannen betrokken. In de vorm van een ‘kopgroep’ konden zij meedenken over de invulling en inrichting van de ontmoetingsruimtes in het gebouw. Ook richtte die kopgroep een beheercoöperatie op in de vorm van een vereniging.’
‘Wij hebben ze hierbij gefaciliteerd, samen met organisatie !WOON. Daarnaast hebben de huurders afspraken gemaakt over wie waar verantwoordelijk voor is. De kaders waren daarmee gesteld.’
Dit hele proces, waar tweeëneenhalf jaar aan is gewerkt, was volgens Woltering een mooie gelegenheid voor toekomstige huurders om elkaar te leren kennen. ‘Dat heeft voor een goede start gezorgd na de oplevering van het gebouw in de zomer van 2024. De mensen kenden elkaar al en hadden meer begrip voor elkaar. Ze voelden zich gezien en gehoord. Dat heeft er zeker aan bijgedragen dat de community-vorming soepeler verliep dan elders.’
Het grote voordeel van een leefgemeenschap en de friendswoningen is dat de bewoners naar elkaar omkijken en klusjes en ervaringen delen. Woltering: ‘Dit concept biedt mooie kansen om eenzaamheid onder ouderen tegen te gaan en de zelfredzaamheid te verhogen. Bewoners hebben meer contact met elkaar en zijn bereid om elkaar te helpen. De echte zorg wordt hierdoor minder belast; dat scheelt een hoop in de zorgkosten.’ In de meeste gevallen zijn de ‘friends’ overigens goede bekende van elkaar, verduidelijk Woltering. ‘Vaak zijn dit mensen in een latrelatie, vrienden of familie.’
Daarvoor krijgen huurders wel veel terug, stelt Woltering: ‘Er worden allerhande activiteiten georganiseerd, van schildercursussen tot lezingen en van kookworkshops tot handwerkuurtjes. En het mooie is, dat alle huurders weer andere vaardigheden en hobby’s meebrengen. Waar de ene goed kan klussen en graag met z’n handen werkt, is de ander handig met computers waardoor medehuurders digitaal vaardiger kunnen worden. De bewoners versterken elkaar.’
Daarbij is het vormgeven van gemeenschappen ook maatwerk. In Enschede of Groningen zullen andere dingen worden gevraagd dan in Amsterdam. Al zijn de basisbehoeften overal hetzelfde: mensen willen ergens bij horen en zich thuis voelen.’
Het grootste struikelblok zit volgens Woltering vooral aan de financiële kant. ‘Het ontwikkelen van levensloopbestendige woningen voor senioren is duurder dan standaard sociale woningen. Daar komen de investeringen voor een specifieke woonvorm nog bij. Door deze woonvormen kunnen we uiteraard kosten besparen -onder andere op de zorg-, maar deze besparingen komen niet op de balans van ontwikkelaars of woningcorporaties terecht. Het geld vloeit niet terug in de woningbouw. Dat financiële vraagstuk is een ingewikkelde kwestie die deze manier van bouwen een beetje in de weg zit. Daarover zullen we met andere partijen als gemeenten en zorgkantoren in gesprek moeten de komende jaren.’