Het Friese dorp verlangde terug naar de buurtsuper. De supermarkt waar je op loopafstand je boodschappen kan doen, waar de kinderen hun eerste werkervaring opdoen, waar je andere dorpsbewoners spontaan ontmoet en een praatje kan maken en waar je altijd kan aankloppen als de vereniging een sponsor nodig heeft. ‘Je gaat het pas zien als je het door hebt’, zei Johan Cruijff over het voetbalspelletje. En zo is het dus blijkbaar ook voor de publieke waarde van zoiets doodnormaals als de plaatselijke supermarkt.
Gewoon meedoen
Het burgerinitiatief in dit dorp illustreert een behoefte aan gemeenschapszin die we misschien wel kunnen duiden als een noodzakelijke maatschappelijke beweging, als alternatief voor de vele instituties die we hebben voor zorg en maatschappelijke ondersteuning. Gewoon op de eigen manier mee kunnen doen aan de samenleving, ook als je kwetsbaar bent of als je een ondersteuningsvraag hebt, begint immers gewoon bij de plaatselijke vereniging, school of middenstand en niet bij een gespecialiseerde organisatie die op basis van leeftijd en aandoening gerichte zorg en ondersteuning geeft. Want het staat vast dat de verzorgingsstaat zoals die zich in de afgelopen decennia in Nederland heeft ontwikkeld, niet goed genoeg functioneert. Institutionalisering en versnippering van financieringsstromen leidt tot een toenemende individualisering en een toename van zorgconsumptie.
Opgave zorgorganisaties
Zorgorganisaties zijn zich inmiddels terdege bewust van hun opgave voor vermaatschappelijking. In de eerste plaats omdat het goed is voor hun eigen klant. Een klantbenadering en woonomgeving gebaseerd op eigen regie en positieve gezondheid, waarbij het erom gaat wat mensen in samenwerking met hun persoonlijke netwerk nog wél kunnen, vermindert het gebruik van medicatie en verhoogt het gevoel van welbevinden bij bewoners en hun persoonlijke netwerk. Maar ook de koers van de overheid gericht op de reductie van zorgkosten, waarbij mensen zelf moeten betalen voor alle voorzienbare kosten als huisvesting, eten en drinken, welzijn en lichamelijke verzorging, noodzaakt zorgorganisaties alternatieven te bedenken voor het traditionele verpleeghuis. In dit kader is inclusie een nieuw sleutelbegrip geworden. Maar waar begint inclusie nu eigenlijk in het transformatieproces van de gezondheidszorg? Betrekt de zorgorganisatie de plaatselijke gemeenschap bij het leven van haar klanten óf past de zorgorganisatie zich samen met andere maatschappelijke organisaties aan bij de gemeenschapszin, de daadkracht en het ondernemerschap van de lokale bevolking?
In het centrum van het Gelderse dorp Scherpenzeel vindt in dit kader nu een interessante transitie plaats. Gezien de ontwikkeling van de bevolking neemt het aantal mensen dat een toegankelijke woning nodig heeft in combinatie met (intensieve) zorg en diensten sterk toe. Er ligt tevens een vraagstuk voor een optimale retailstructuur.
De gemeente heeft het dorpscentrum aangewezen als natuurlijke plek waar wonen voor mensen met een ondersteuningsvraag, ontmoeten, welzijn, zorg en diensten als woonservicegebied kan worden versterkt.
Woonservicezone
Na een intensief proces met de gemeente, politiek, de direct betrokken organisaties én omwonenden wordt besloten de buiten het centrum gevestigde Jumbo supermarkt te verplaatsen naar het centrum. De reden hiervoor is dat de Jumbo organisatie en de plaatselijke ondernemer zich goed bewust zijn van hun maatschappelijke functie en de formule zich goed leent voor inpassing in de woonservicezone die de gemeente voor ogen heeft. Voor woningcorporatie Woonstede worden boven de supermarkt 24 toegankelijke appartementen ontwikkeld in het sociale huursegment. Het nabijgelegen woonzorgcentrum met 24-uurs aanwezige zorg kan in de dienstverlening optimaal aansluiting zoeken bij voorzieningen, de daadkracht en de ondernemingszin van de lokale gemeenschap.