Goede plekken zijn niet vanzelfsprekend, maar vragen om een serieuze afweging om een nieuwe of bestaande locatie voor een schoolgebouw te bepalen, te verduurzamen of opnieuw te ontwikkelen. Een goede plek draagt de tegenstelling tussen vrijheid ervaren en verantwoordelijkheid nemen en geven in zich. Geluk is niet vanzelfsprekend; je moet er wel iets voor doen!
Ik gebruik al jaren de term een betekenisvolle leer- en werkomgeving en dat betekent dat het gebouw niet alleen uitdagend en faciliterend voor de leerlingen en studenten is, maar ook voor de collega’s die er jaren werken. Een goede werkomgeving, waarin ook plaats is voor ontmoeting, ontspanning en goed werken draagt ook bij aan professionalisering en aantrekkelijkheid van het vak van docent.
Het schoolgebouw is er vooral voor de leerling en helpt de volgende generaties te vormen en de juiste keuzen te maken in een complexe samenleving. Ik zie dat zowel binnen het avo, vso, vmbo en mbo een sterke ontwikkeling plaats vindt in het vertalen van de onderwijskundige visie in het gebouw en zijn omgeving. Dat betekent voor het vmbo en mbo dat sterk de relatie wordt gezocht met organisaties en bedrijfsleven in de omgeving. De ruimtelijke vertaling van het onderwijs komt in verbinding met die omgeving tot stand; door duidelijk te demonstreren wat in het gebouw gebeurt en de omgeving uit te nodigen daarin te participeren. Hetzelfde geldt voor het avo/vwo waarin door nieuwbouw of transformaties bestaande gebouwen geschikt worden gemaakt voor het onderwijs en diverse interessante plekken ontstaan, in relatie tot de omgeving.
Zo groeide de idee om weer een nieuw boek te maken over het boeiende thema de leer- en werkomgeving van vandaag en morgen. Hoe ziet de school van morgen eruit en welke lijnen zijn zichtbaar? Nog steeds kijken opdrachtgevers, mede bepaald door wet- en regelgeving, traditioneel en functioneel naar een scholenbouwopgave. Het bouwen van een school was en is immers een heldere, functionele opdracht, bepaald door de soort onderwijs, de staat van het gebouw en de prognoses van het aantal leerlingen. Ik zie daarentegen een tijd waarbij een scholenbouwopgave niet meer eenduidig kan worden vertaald. Er zijn meerdere scenario’s mogelijk, die allemaal om een afweging vragen. De schijnbare zekerheid uit het verleden is vervangen door onzekerheid en het inzicht dat het een tijd van transformatie is en blijft. De architect Alfons Wolbert zei het zo mooi: het is de kunst om onaffe gebouwen te maken die aanpasbaar en adaptief blijven. Veranderbare gebouwen. Niet door wandjes te verplaatsen, maar door de manier waarop ze ontworpen zijn en verbonden met hun omgeving. Ik zie een ontwikkeling waarbij competenties verschuiven; hoofd en handen zijn allebei nodig om een volwaardig lid van deze samenleving te zijn, maar zonder hart en passie wordt het lastig.