Onze bouwopgave is meer dan het toevoegen van vierkante meters. De manier waarop we wonen is ook bepalend voor de manier waarop we samenleven, stelt hoogleraar Marja Elsinga. De toekomst vraagt om meer gezamenlijkheid, zeker in de ouderenhuisvesting. Dat betekent ook een herwaardering van architectonisch ontwerpen.
Als expert volkshuisvesting was Marja Elsinga onlangs uitgenodigd in Brussel bij het Special Committee on the Housing Crisis. Ze vertelde de Europarlementariërs wat ten grondslag lag aan het ontstaan van het woonbeleid van de nationale overheden eind 19de, begin 20ste eeuw. Dat waren vooral zorgen over de gezondheid en stabiliteit van de bevolking. Meer concreet: de angst voor cholera en tyfus en voor communisme. De parallel met de huidige situatie dringt zich op. Nu zijn het geen enge ziekten die woonbeleid noodzakelijk maken, maar bijvoorbeeld zorgen over de mentale gezondheid van jongvolwassenen die geen woonruimte kunnen vinden. De levens van jonge mensen die noodgedwongen in het ouderlijk huis blijven bivakkeren, staan deels stil, zegt Elsinga. In bredere zin tast het gebrek aan woonperspectief het vertrouwen van burgers in de overheid aan. ‘Wonen is een basisbehoefte. Maar onze bouwopgave gaat over meer dan enkel vierkante meters toevoegen’, zegt de hoogleraar Housing Institutions and Governance aan de TU Delft. Dat aantal vierkante meters woonoppervlakte per persoon in Nederland kan volgens haar overigens een stuk lager. Vergeleken met elders in Europa wonen veel mensen hier heel ruim. Daarover later meer.
Woonbeleid
‘Investeren in wonen, is ook investeren in de sociale infrastructuur van de samenleving’, zegt Elsinga. ‘Als we in staat zijn om te bouwen voor gemeenschappen, dan bouwen we daar-mee de gemeenschappen voor de toekomst.’ Het besef van die maatschappelijke meer-waarde ziet ze in de aanpak van de huidige wooncrisis nog onvoldoende terug. De oplos-sing wordt te vaak vereenvoudigd tot bouwen, bouwen, bouwen. Voor ieder gezinnetje een aparte eengezinswoning, voor alleenstaande een zelfstandig appartementje. Elsinga wijst daarbij op het Nederlandse woonbeleid dat mensen decennialang met structurele regels ontmoedigd heeft om samen onder één dak te wonen. Door kortingen op bijstand, AOW, pensioen of huurtoeslag. ´Als we blijven vastzitten in het karrespoor van een op individualisme gebaseerd woonbeleid, redden we het in de toekomst niet.’
Demografische verrassing: er komen steeds meer ouderen bij en die worden bovendien steeds ouder. ‘Sinds de sluiting van de verzorgingshuizen is ons mantra dat ouderen zo lang mogelijk in hun eigen huis moeten blijven wonen. En daar zitten ze dan, misschien trots op hun zelfstandigheid, maar vaak eenzaam en met toenemende gezondheidsproblemen. Ondertussen neemt de beschikbaarheid van mantelzorgers en zorgpersoneel fors af. Daarom zullen we andere manieren van wonen en zorg moeten realiseren. Woongemeenschappen met meer gezamenlijkheid en minder individualisme.
Vaak dezelfde voorbeelden
Dat betekent niet dat iedere oudere naar een collectieve woonvorm moet verhuizen. Maar na het jarenlang aanmoedigen van alleenwonen, mag de overheid nu best een beetje de andere kant op sturen, vindt Elsinga, en woonvormen ondersteunen die een meer gemeenschappelijke manier van samenwonen en leven mogelijk maken. Er is een grote variatie aan woonvormen mogelijk waarin bewoners – met en zonder zorgvraag, oud en jong – naar elkaar kunnen omzien en elkaar bijstaan. Elsinga wijst op de projecten die het Aanjaagteam Wonen Welzijn Zorg voor Ouderen en Platform 31 online publiceren. ‘Mooie voorbeelden die illustreren dat er tussen een eengezinswoning en intramurale zorg in een tehuis een scala aan combinaties van wonen, welzijn en zorg denkbaar is.’ Het probleem is dat het er nog veel te weinig zijn, benadrukt ze. Op congressen en in artikelen ziet Elsinga vaak dezelfde voorbeelden voorbijkomen. ‘Projecten waar corporaties en zorgaanbieders terecht trots op zijn. Die krijgen veel aandacht en dat kan het beeld oproepen dat we er al zijn. Zover is het helaas nog lang niet.’
Waarom komen nieuwe woongemeen-schappen en woonzorgprojecten in de praktijk nog steeds lastig tot stand?
‘De financiering is vaak een uitdaging. Bij nieuwbouw is de grond bijvoorbeeld een bottleneck. Terwijl we weten dat projecten die gemeenschapsvorming centraal stellen, uiteindelijk besparingen opleveren in zorg en welzijn. Ze noemt een quickscan van Stichting Knarrenhof, vorig jaar uitgevoerd samen met corporaties, zorgorganisaties, gemeenten en ouderenbonden. De conclusie hieruit was: collectieve woonvormen voor ouderen kunnen jaarlijks minstens 12 miljard euro besparen op alleen al de WMO en de zorgkosten. Het kan helpen als de initiatiefnemers van collectieve woonvormen lokaal meer energie steken in dit soort gezamenlijke maatschappelijke-kosten-batenanalyses, zegt ze. ‘Maak concreet dat het mes aan vele kanten snijdt. Laat zien dat gemeenschappelijkheid te verkiezen is boven isolement, toon aan dat verhuizing van ouderen leidt tot doorstroming op de woningmarkt. Corporaties, gemeenten, zorgaanbieders en zorgkantoren moeten achter hun eigen spreadsheets vandaan komen en gezamenlijk aan het rekenen gaan. Wat zijn op de lange termijn de kosten voor de verschillende partijen en welke besparingen levert het de partners op?’ Dat is taaie kost, erkent ze. ‘De financiering is versnipperd en het geld dat bij de een wordt bespaard, levert een ander weer kosten op. De verdeling van de kosten, risico’s en opbrengsten vraagt om een lastige, domeinoverstijgende aanpak.’ Maar dat moet wel gebeuren, vervolgt ze. ‘In ondernemingsplannen van corporaties en zorgaanbieders struikel je over het zinnetje “We moeten het samen doen.” Ik vind eigenlijk dat je daar niet meer mee weg kunt komen zonder die samenwerking met stevig rekenwerk te concretiseren.’
Schaarse ruimte
‘Ontwerpen is in Nederland ondergewaar-deerd geraakt. En hoe kleiner we gaan wonen, hoe belangrijker het ontwerp wordt. Ik vind dat we in Nederland gemiddeld erg ruim wonen. We zullen echt moeten kijken hoe we onze schaarse ruimte beter kunnen verdelen.’ Elsinga gelooft in modulair, industrieel bouwen, maar ziet daarbij de aandacht nu nog vooral gericht op duurzaamheid, betaalbaarheid en eenheid in de gemeentelijke regelgeving. De volgende stap is maatwerk. ‘Mass customiza-tion. Daarmee kunnen we de plattegrond van de woning aanpassen aan de locatie en aan de bewoner.’ Het wordt daarom tijd voor een herwaardering van de geëngageerde archi-tectuur, vindt Elsinga. Niet alleen vanwege de noodzakelijke aandacht voor de individuele woningplattegrond. Het is ook belangrijk voor de gemeenschapsvorming in collectieve woon-vormen. ‘Met het ontwerp van de woningen en de omgeving kan de architect ongedwongen ontmoetingen van bewoners stimuleren. Denk aan grote ramen aan de voorkant, bredere galerijen of een binnentuin. ‘Bouwen voor gemeenschappen dus’, zegt Elsinga: ‘Churchill zei het al: first we shape our buildings and then they shape us.’