maart 2018 9
in absolute zin met elkaar vergeleken,
maar op basis van tien verschillende
typen corporaties.
Het macroplaatje
Opvallend is dat grote corporaties
met relatief oud bezit en hoge woondichtheden
relatief slecht scoren. Middelgrote
corporaties en corporaties in
het midden en oosten van Nederland
scoren hoger. Daarbij zijn er overigens
nog best grote verschillen tussen
interne en externe duurzaamheid.
Externe duurzaamheid meet vooral
de omgevingskenmerken, terwijl de
interne duurzaamheidsscore vooral
de door de corporatie beïnvloedbare
factoren meet. Bij de interne duurzaamheid
treedt een scherpe polariteit
tussen het westen en oosten van
ons land naar voren. De woningcorporaties
in Oost-Nederland scoren
aanzienlijk hoger op interne duurzaamheid
dan in West-Nederland. De
regio’s rondom Amsterdam en Rotterdam
springen in negatieve zin in
het oog. De lagere scores hangen hier
veelal samen met een hogere woningdichtheid,
ouder bezit en relatief grote
woningcorporaties.
Het microplaatje
Op microniveau, per woning, moet
een corporatie complexe afwegingen
maken. Over de ambitie (onafhankelijk
van fossiele brandstoffen) bestaat
weliswaar consensus, maar die is er
niet over de weg daar naartoe. Zowel
het tempo als het type van maatregelen
verschilt sterk.
In feite zijn er drie knoppen om de
verduurzamingsopgave op te pakken:
• Knop 1 betreft het besparen van
Woningcorporaties in Oost-Nederland
scoren aanzienlijk hoger op interne
duurzaamheid dan in West-Nederland
energie door middel van isolatie en
beïnvloeding van gedrag;
• Knop 2 betreft het zelf opwekken
van hernieuwbare elektriciteit;
• Knop 3 betreft het verwarmen van
de woning zonder gebruik te maken
van fossiele brandstoffen.
Verduurzaming kan door in één keer
alle drie de type maatregelen te
nemen, met als meest duidelijke voorbeeld
de nul-op-de-meter renovaties
van corporaties die participeren in de
stroomversnelling. Andere corporaties
kiezen voor de ‘no-regret’-aanpak,
waarbij gefaseerd in de tijd maatregelen
worden genomen die elkaar
aanvullen. Veelal kiest een corporatie
voor isolatiemaatregelen en/of het
aanbrengen van zonnepanelen om op
een later moment het verduurzamen
van de verwarming van het huis en het
warm water op te pakken.
Energieservice contracten
Ofschoon het geborgd financieren
via de balans van de corporatie tot
de laagst mogelijke rentetarieven leidt,
zijn sommige corporaties toch op
zoek naar alternatieve financieringsvormen.
Dat kan te maken hebben
met begrenzing aan hun borgingsruimte
of met de omvang van de
nieuwbouwopgave. Maar ook met
zogenaamd gemengd bezit, waarbij
de corporatie in VVE-verband moet
kijken naar de financieringsoplossing
voor de verduurzamingsinvesteringen.
Alternatieve financieringsvormen hebben
vaak betrekking op energieservicecontracten
waarbij betaald wordt
op basis van geleverde energieprestaties
en een externe partij de verantwoordelijkheid
voor de investering
neemt. Er zijn diverse Energie Service
Bedrijven (ook wel energie service
companies of ESCo’s genoemd) die de
no-regret-aanpak eenvoudiger maken.
Deze ESCo’s verhuren zonnepanelen,
al dan niet in combinatie met dakvernieuwing
en isolatie. Daarnaast zijn er
ESCo’s die collectieve verwarmingssystemen
aanbieden zonder gebruik
van fossiele brandstoffen. Te denken
valt aan WKO-systemen, externe
warmtenetten of interne warmtenetten
op basis van biomassa. (Zie ook
https://www.bngbank.nl/financiering/
energieakkoord).
Regionale verschillen
De grootste uitdaging voor corporaties
ligt niet in de isolatiemaatregelen
en zonnepanelen. Onderhoud en isolatie
behoren tot de kerncompetenties
van corporaties en ook de uitrol van
zonnepanelen is goed te organiseren.
De grootste uitdaging is de transformatie
van woningen naar een verwarmings
en warmwatersysteem zonder
fossiele brandstoffen (van gas los).
Een recent onderzoek van Milieudefensie
toont aan dat kosten en lasten
van de warmtetransitie per regio sterk
verschillen. In de stad zijn de kosten
lager, omdat investeringen in bijvoorbeeld
een warmtenet veel sneller rendabel
zijn. Bij gespreide bebouwing
buiten de steden zijn op elektriciteit
gebaseerde oplossingen (warmtepompen,
warmtepanelen) vaak de
meest logische optie. Echter tegen
aanzienlijk hogere kosten dan aansluiting
op een warmtenet.
In de warmtetransitie bestaat geen
‘one-size-fits-all’ oplossing. Er zijn nu
al aanzienlijke regionale verschillen
en de warmtetransitie lijkt deze te
versterken. Tegelijk zou het zo maar
kunnen dat de warmtetransitie juist de
corporaties in de stedelijke regio’s, die
nu nog matig scoren op hun interne
duurzaamheid, een grote kans biedt
om hun score snel te verbeteren. Å
Caspar Boendermaker is specialist business
development en duurzaamheid bij BNG Bank
/