Warmtewet 2.0 nog geen warm bad

| Door Dieuwke van Vuure

COLUMN door Jesse Zijlma

Deze zomer heeft het ontwerp van de Warmtewet 2.0, of beter gezegd de Wet collectieve warmtevoorziening, ter consultatie voorgelegen. Dit nieuwe voorstel moet de huidige Warmtewet vervangen en gooit de regels rondom warmtelevering weer fundamenteel op z’n kop. Een belangrijke disclaimer is nog wel op zijn plaats. De uitgangspunten van het ontwerp van de wet staan nog (lang) niet vast. Er is nog geen definitieve tekst, nog geen behandeling in het parlement en een datum van inwerkingtreding is er niet. Waarom dan toch aandacht hiervoor? Omdat het ontwerp een belangrijke schaduw vooruit werpt voor nieuwe projecten en een grote mate van onzekerheid veroorzaakt onder ontwikkelaars en warmteleveranciers.

Jesse Zijlma: ‘Het vergroten van de grip van een gemeente op innovatieve projecten is geen gelukkige keuze’

Belangrijkste wijziging raakt de marktordening. Gemeenten krijgen sturingsmogelijkheden om ‘in het kader van een wijkgerichte aanpak, de aanleg en exploitatie van warmtesystemen te bevorderen en de publieke belangen beter te waarborgen.’ Dat klinkt niet verkeerd, maar in de praktijk betekent dit dat de gemeente een of meer warmtekavels kan vaststellen en via een aanbesteding een concessie verleent voor productie, transport en warmtelevering voor een periode van 20 tot 30 jaar. Binnen deze ‘warmtekavel’ heeft het aangewezen warmtebedrijf dan exclusiviteit en verdwijnt zowel de concurrentie als de ruimte voor nieuwe initiatieven. Uiteraard zijn er uitzonderingen mogelijk, voor kleine systemen, voor VvE’s en verhuurders en is in een opt-outregeling voorzien.

Het vergroten van de grip van een gemeente op innovatieve projecten lijkt me geen gelukkige keuze. Het bemoeilijkt de realisatie van collectieve WKO-systemen voor een nieuwbouwlocatie omdat de warmtevoorziening dan niet door de ontwikkelaar gecoördineerd kan worden. Het wordt namelijk verboden om zonder aanwijzing van het college warmte te leveren aan kleinverbruikers. Waar nu vaak een ontwikkelaar zelf een selectieprocedure start voor de realisatie en exploitatie van de warmtevoorziening, zal hij dus afhankelijk zijn van een gemeente voor de aanwijzing van een warmtekavel en het aanwijzen van een warmtebedrijf. Daarna dient de ACM het investeringsplan van dat warmtebedrijf te laten goedkeuren. Omdat de warmtevoorziening en de vastgoedrealisatie technisch, juridisch én economisch zeer nauw met elkaar verweven zijn, is het wegnemen van de coördinatie bij de ontwikkelaar mijns inziens ongewenst. Natuurlijk zijn er uitzonderingen en ontheffingen voorzien voor kleine systemen, verhuurders en VvE’s, maar heel veel ruimte bieden deze voorlopig niet. Een ontheffing vragen kan bijvoorbeeld als minder dan 500 woningen aangesloten worden, maar hoe gemeenten zo’n verzoek moeten beoordelen is niet duidelijk, zeker niet als de ontwikkeling binnen een warmtekavel is gesitueerd. Daarnaast is de grens van 500 woningen behoorlijk laag.

Ook ongewenst is in mijn ogen de verplichte koppeling van productie, transport en warmtelevering. Uiteraard is er niets op tegen als zich dat zou voordoen, maar in de praktijk is het niet noodzakelijk om warmtelevering en eigendom van een systeem bij dezelfde partij te laten berusten. Ook al kan dat voor de financierbaarheid en voor het creëren van lokaal draagvlak erg nuttig zijn. De Warmtewet 2.0 is als gezegd work in progress, maar het werpt zijn schaduw vooruit, vooral omdat projectontwikkeling een lange adem vergt. Onzekerheid over wat over een paar jaar de mogelijkheden zijn om een gebouw te verwarmen maakt het niet eenvoudiger. Duidelijkheid hiervoor is dus snel gewenst.

Jesse Zijlma is advocaat bij BarentsKrans en hoofd van de sectie vastgoed. Gespecialiseerd in juridische aspecten van duurzame energie, van zonnepark tot verduurzaming van vastgoed.